^WB7FE7^ai 2? Velen zullen in de ijzige wintermaanden de./jan. van '81-'82 aan de winter van '78-'79 hebben gedacht. Er zijn een aantal vogelsoorten die moeder natuur zulke winters niet bepaald in dank afnemen. Verschei dene soorten zijn namelijk standvogel bij de gratie van het zachte Ne derlandse klimaat. Zo kon het dus gebeuren dat één strenge winter zoda nig huis hield onder deze "blijvers" dat hun voedsel voor lange tijd letterlijk de diepvries inging. De strenge winter van '62-'63 bijvoorbeeld verminderde het Nederlandse IJsvogelbestand van meer dan ca. 250 paar naar hooguit 10-14. (Randstad en broedvogels, VWG Avifauna W. -Nederland 1981). Dezelfde winter zorgde bovendien voor een bijna-halvering (45 van on ze Blauwe-Reigerstand (Atlas Ned. broedvogels 1979). Nu zijn niet deze standvogels bij voorbaat ten dode opgeschrevenwant er zijn binnen onze landsgrenzen altijd wel gebieden waar het klimaat een tikkeltje zachter is. Zeeland blijkt met name dan een kleine bufferfunktie te bezitten. U moet er dan ook niet versteld van staan als u in zo'n winter op Schouwen oog in oog komt met 4 Roerdompen tegelijk. Doch ook Schouwen heeft zijn portie ijs gekregenzodat er toch ver schillende Roerdompen bij erkende vogelasiels op Schouwen zijn binnen gebracht (mond. med. M.K. Buth) Een duidelijk voorbeeld van het uitwijken naar "vriendelijker" gebieden leveren ganzen, die bij tienduizenden Zeeland opzoeken. Deze situatie ont- Paarse Strandloper in zomerkleed links en Bonte Strandloper 's winters, waar te nemen langs de Brouwersdam.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1982 | | pagina 31