zicht en meningsvorming worden afgerond en een bezwaarschrift worden ge produceerd, waarin de bedreigingen van de natuurwaarden zo duidelijk mo gelijk worden aangetoond en alternatieven worden aangegeven. Teleurstellend is het daarbij dat vele gemeenten deze bezwaarschriften dikwijls niet aangrijpen om tot een betere besluitvorming te komen, maar ze alleen als een aanval op hun beleid beschouwen. Dit geeft aanleiding tot frustraties over en weer. Ondanks het feit dat we nogal eens nul op request krijgen is toch een behoorlijk aantal resultaten geboekt. De preventieve werking van dit alles is natuurlijk nooit te meten, maar is beslist niet onaanzienlijk. Maar hiermee zijn we er nog niet. Later weet men, helaas, bij de gemeenten nog nauwelijks, dat volgens hun bestem mingsplan-buitengebied bepaalde graslanden niet gescheurd mogen worden, laat staan dat van die zijde regelmatig controle wordt uitgeoefend. En als wij dan konstateren dat zo'n weiland is omgeploegd en de betreffen de gemeente daarop wijzen, is er nog nauwelijks sanctie en aanvaarden sommige gemeenten dit als normaal onderhoud. Zelfs als er weer gras wordt ingezaaid is dit voor onze weidevogels niet meer hetzelfde grasland van voorheen. En dat is dan nog het gunstigste geval, het zou ook kunnen dat je er het volgende jaar maïs ziet staan. In de duinstreek kunnen we weinig anders doen dan ernaar te streven de druk van het toerisme zoveel mogelijk te beperken. Iets wat ons ook niet in dank wordt afgenomen. Ik heb altijd de stelregel gehad: "Als je een vogel wilt beschermen moet je zijn biotoop beschermen. En voor een vogel kun je zijn biotoop alleen beschermen als je ook het omliggende landschap beschermt". Maar misschien had een van mijn Belgische vogelvrienden nog meer gelijk toen hij zei "Een vogel moet je niet beschermen, die moet je met rust laten". 'Zout/ui* i'X Ho} uJvókfinippcH fweüZH op 5chcwuwi

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1982 | | pagina 10