die zich in de stern/kokmeeuw kolonies wagen en zich daaruit niet gemak kelijk laten verjagen. Vooral aan het eind van het seizoen, als veel jongen al vliegvlug zijn gelukt het Zilvermeeuwen late eieren en kuikens te pakken. Het zijn vooral Kokmeeuwen en Visdiefjes die hiervan te lij den hebben, bij Grote sterns hebben we dat niet zo duidelijk kunnen kon stateren Slechts bij een paar Zilvermeeuwnesten werden restanten van jonge vogels gevonden, in dit geval van enige tientallen Visdiefjes Klaarblijke lijk waren deze vogels hierop gespecialiseerd. Ook zien we geregeld pas vliegvlugge Kokmeeuwen het slachtoffer worden, al is het bij deze vogels de vraag in hoeverre ze nog gezond waren. Overige soorten Vanwege de verdere ontwikkeling van de begroeiing, met name van het stru weel, zien we een toename van bepaalde soorten en de komst van enkele nieuwe. Zo kan het op Het Breed wemelen van de Graspiepers, bijna op elk Duindoornbosje zit er wel één, terwijl je er in de kale Ganzewei bijna geen ziet. In het dichte struweel voelen ook twee nieuwe soorten zich thuis nlFi- tis en Winterkoning resp. 12 en 2 paar. Het paartje Kleine Mantelmeeuwen dat op de Hompelvoet tot broeden kwam, zocht trouwens ook een plekje onder de Duindoornstruiken. In het Riet van de Oostelijke proefvijver vestigde zich dit jaar een Meerkoet. Trou wens, deze vijver bleek een prima gelegenheid om de op de Hompelvoet broedende eendesoorten waar te nemen. In de vijver werden de volgende eenden met jongen gezien: Wilde Eend, Krakeend, Kuifeend, Bergeend en Pijlstaart Op een met Helm begroeid stuifdijkje op West liepen we een Wintertaling van het nest, zo ook een kuifeend in de kolonie. Bergeenden met jongen waren overal langs de oever te zien, evenals de Middelste Zaagbek, die met acht jongen in juli de hele oeververdediging langs zwom. Enkele soorten lieten het dit jaar afweten, nlVelduil, Zwarte Kraai, Witte Kwikstaart, en Rietzanger. Alleen de Velduil had voor opvolgers gezorgd; de Torenvalk, na twee jaar weg te zijn geweest, was dit jaar weer met twee paar aanwezig. Voor één van de Torenvalken is het slecht afgelopen. Een poosje nadat vijf halfwas jongen waren geringd is het amnnetje, dat voor de voedsel- aanvoer zorgt, verdwenen en zijn alle jongen doodgegaan. Tenslotte nog een vogel die het duidelijk minder goed gaat - de BontbekplevierHet geschikte broedareaal wordt hoe langer hoe kleiner vanwege de toenemen de begroeiing, daarmee neemt ook het aantal broedparen af. Hierna volgen nog enkele verspreidingskaartjes waarbij elke stip een broedgeval voorstelt. De Scholekster komt in bijna elk terreintype voor, de Kievit meer in vochtig grasland of in de nabijheid van de oever en de Zilvermeeuw nes telt graag op de met Helm beplante stuifdijkjes of in de Duindoornhorsten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1982 | | pagina 19