Een nieuwe ontwikkeling op de drogere spaarzaam begroeide gronden is de
uitbreiding van korstmossen. In de meeste gevallen betreft het Groen
Bekermos (Cladonia pyxidata) en Pietmos (Hypogymnia physodes)
Voor bijna alle bovengenoemde soorten, lijkt de enorme uitbreiding van
Witte Klaver een beperkende faktor te gaan worden.
Van het vermogen om stikstof uit de lucht te binden en zo de bodem te
verrijken, gaat op deze voedselarme zandgrond een duidelijk nivelleren
de werking uit. Er ontstaan vrij eentonige klaverweiden waarin andere
kruiden weinig kans krijgen, alleen grassen profiteren van het grotere
voedselaanbod zodat een dichtere zode ontstaat.
Overige ontwikkelingen
In de Ganzewei zien we behalve de sterke ontwikkeling van Witte Klaver
ook uitbreiding van Kleine- en Aardbeiklaver. Ook Geelhartje, een tenger
plantje dat familie is van vlas, neemt in dit gebied toe.
Interessant is de vondst van verschillende exemplaren van de Rietorchis
in het, zo goed als niet begraasde gedeelte ten noorden van het stuif-
ruggetje. Dit gedeelte werd vroeger bemest. Nu gelukkig niet meer.
De bloeiaren worden door de schapen wel gegeten, zodat het kan voorkomen
dat een eenmaal gevonden plant, de volgende dag spoorloos is en ondanks
lang zoeken niet meer wordt teruggevonden. Dat is ons dan ook een paar
keer overkomen.
Zodoende was het, in één geval, niet vast te stellen of we nu met een
bastaard van de Rietorchis (Orchis praetermissa var. junialis) of met
de Gevlekte Orchis (Orchis Maculata) te doen hadden, al zal het zeer
waarschijnlijk wel de eerstgenoemde variëteit zijn geweest.
Vermeldenswaard is het voorkomen van een langgerekte strook met Dunstaart
(Parapholis strigosa) langs de N.O.-oever en op een enkele plaats langs
de Zuidoever. Dit onopvallende grasje is karakteristiek voor een bepaald
stadium - Kweldergras/Dunstaart-gemeenschap - in de successie, bij een
langzaam ontziltende bodem.