Een nieuwe ontwikkeling op de drogere spaarzaam begroeide gronden is de uitbreiding van korstmossen. In de meeste gevallen betreft het Groen Bekermos (Cladonia pyxidata) en Pietmos (Hypogymnia physodes) Voor bijna alle bovengenoemde soorten, lijkt de enorme uitbreiding van Witte Klaver een beperkende faktor te gaan worden. Van het vermogen om stikstof uit de lucht te binden en zo de bodem te verrijken, gaat op deze voedselarme zandgrond een duidelijk nivelleren de werking uit. Er ontstaan vrij eentonige klaverweiden waarin andere kruiden weinig kans krijgen, alleen grassen profiteren van het grotere voedselaanbod zodat een dichtere zode ontstaat. Overige ontwikkelingen In de Ganzewei zien we behalve de sterke ontwikkeling van Witte Klaver ook uitbreiding van Kleine- en Aardbeiklaver. Ook Geelhartje, een tenger plantje dat familie is van vlas, neemt in dit gebied toe. Interessant is de vondst van verschillende exemplaren van de Rietorchis in het, zo goed als niet begraasde gedeelte ten noorden van het stuif- ruggetje. Dit gedeelte werd vroeger bemest. Nu gelukkig niet meer. De bloeiaren worden door de schapen wel gegeten, zodat het kan voorkomen dat een eenmaal gevonden plant, de volgende dag spoorloos is en ondanks lang zoeken niet meer wordt teruggevonden. Dat is ons dan ook een paar keer overkomen. Zodoende was het, in één geval, niet vast te stellen of we nu met een bastaard van de Rietorchis (Orchis praetermissa var. junialis) of met de Gevlekte Orchis (Orchis Maculata) te doen hadden, al zal het zeer waarschijnlijk wel de eerstgenoemde variëteit zijn geweest. Vermeldenswaard is het voorkomen van een langgerekte strook met Dunstaart (Parapholis strigosa) langs de N.O.-oever en op een enkele plaats langs de Zuidoever. Dit onopvallende grasje is karakteristiek voor een bepaald stadium - Kweldergras/Dunstaart-gemeenschap - in de successie, bij een langzaam ontziltende bodem.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1982 | | pagina 24