Het aantal km's heggen, houtwallen en wat meer natuurlijk aandoende per ceelsscheidingen is de laatste tientallen jaren in Nederland enorm afge nomen. (Dat was ook de reden dat de KNNV van haar Natura-jubileumnummer april 1981, een themanummer over heggen en houtwallen gemaakt heeft.) De totale lengte van dit bijzondere landschapselement bedraagt in de Schouwse Westhoek ruim 15 km. Jens en Kokkelmans hebben de houtwallen in kaart gebracht. De wallen komen voornamelijk voor in het overgangs gebied tussen de binnenduinvlakte en de polders. Het grootste deel van het houtwallenbestand is te vinden in en rond Renesse. De Schouwse hout wallen zijn waarschijnlijk omstreeks 1800 ontstaan door het beplanten van de als perceelsscheiding fungerende zandwallen. Een houtwal kan wor den opgevat als een ecosysteem; een samenhangend geheel van planten, dieren en hun abiotische omgeving. Verschillen in begroeiing van hout wallen kunnen onder andere worden veroorzaakt door bodemsoort, geometrie van het wallichaam en aktiviteiten van dieren en mensen. Voor een beter begrip van het houtwal-ecosysteem hebben Jens en Kokkelmans inventari saties gemaakt van de vegetatie, enkele chemische en fysische bodemfak- toren, de vorm van de wallen en de struktuur van de vegetatie. Het bleek dat Veldiep de dominante houtsoort in tweederde deel van het wallenbe- stand was. (Dat zal nu wel veranderd zijn na de explosies van Iepziekte in de afgelopen twee jaar.) Naast Iep komen op de wallen in de boomlaag plaatselijk Abelen, Eiken, Essen of Esdoorns voor. Meidoorn en Vlier zijn karakteristiek voor de struiklaag. De ondergroei van de houtwallen wordt voor een groot deel gevormd door soorten van voedselrijke zomen (bosranden) en bossen en verder door ruigte-kruiden en graslandplanten Kenmerkend voor de houtwallen is de variatie in ondergroei per seizoen. In het vroege voorjaar verschijnen allereerst Klimopereprijs en enkele bol- en knolgewassen, zoals Speenkruid, Sneeuwklokje, Wilde Hyacint en Voorjaarshelmbloera. Vooral Speenkruid en in wat mindere mate Klimopere prijs komen vrij algemeen voor. Het voorkomen van de zeldzame Voorjaars- helmbloem is beperkt tot enige wallen rond Renesse. Aan het einde van het voorjaar bepalen hoog opschietende ruigtekruiden als Fluitekruid en Look-zonder-look het beeld. In de zomer zijn het o.a. Braam en naast di verse grassoorten kruiden als Akkerkool, RobertskruidNagelkruid, Kraai- look en Zevenblad die het aspekt bepalen. Karakteristieke soorten voor de houtwallen zijn ook: Mannetjesvaren, Brede stekelvaren, Wijfjesvaren, Eikvaren en klimplanten als Hop, Klimop, Kamperfoelie en Heggerank. De soortensamenstelling van de ondergroei blijkt gerelateerd te zijn aan de zonatie van de walhet voorkomen van een aantal soorten is voorname lijk beperkt tot de top, de flank of de voet van de houtwal. Ook het feit of boom- en struiklaag een open of dichte begroeiingsstruktuur heb ben is bepalend voor de samenstelling van de ondergroei. Van grote in vloeden bleken de ingrepen van de mens te zijn. Het rapport wordt dan ook besloten met een aantal opmerkingen over het huidige, vaak onjuiste, beheer van de houtwallen, en met enige nuttige suggesties over een goed toekomstig beheer. Wat dit laatste betreft kan de toekomst hoopvol tege moet gezien worden, want er is voor de gehele Westhoek, inklusief de houtwallen, een beheersplan opgesteld. Dit plan ligt nu op goedkeuring van de minister te wachten. Gert-Jan Buth

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1982 | | pagina 40