20
Voor de oppervlakkige strandbezoeker zijn
schelpen en andere dingen die we langs de
vloedlijn vinden waardeloze rommel, die
zomaar toevallig door de golven op het
strand zijn gesmeten. Voor de verzamelaar
zijn het echter waardevolle stukjes uit
onze rijke natuur.
Als je schelpen gaat verzamelen, wil je
ook weten hoe schelpen in elkaar zitten,
hoe ze leven, wat ze eten, hoe ze zich
voortbewegen, etc.
De weekdieren -officiële naam voor de
schelpen- zijn na de insekten de grootste
diergroep. Er zijn meer dan 80.000 soorten (de landslakken meegerekend).
Als je schelpen wilt gaan zoeken, kun je dat het beste doen bij eb en
enkele dagen na volle maan, dan is de waterstand het laagst. Ook de
windrichting is van belang: bij westenwind komen er veel drijvende voor
werpen naar de kust, hieraan zitten nog weieens exemplaren. Bij oosten
wind wordt het oppervlaktewater weggestuwd, maar er ontstaat een sterke
stroom over de bodem gericht naar de kust.
De grotere en zwaardere schelpen vind je meestal aan de vloedlijn, de
kleinere en lichtere aan de laagwaterlijnwant deze worden weer met het
terugstromende water meegenomen.
Systematiek van de weekdieren (mollusca)
Er zijn 5 klassen:
a. Keverslakken, b. Tweekleppigenc. Stoottanden, d. Buikpotigen, e.
Koppotigen (inktvissen).
Systematische indeling van de Nederlandse recente mariene weekdieren:
Hoofdafdeling b.v. weekdieren, klasse b.v. 2-kleppigen, orde b.v. onge-
lijkspierigenfamilie b.v. mossels, geslacht b.v. mossel, soort b.v.
eetbare mossel.
De tweekleppigen en de buikpotigen zijn de meest voorkomende weekdieren
in onze streken. Daarom wilde ik hierover iets meer vertellen.
Om het determineren te vergemakkelijken let je op de vorm:
bij de tweekleppigen tref je aan
ongeveer rond (kokkel - oester - mantel - nonnetje)
ongeveer driehoekig (slijkgaper - stevige strandschelp)
ovaal (strandgaper - ruwe boormossel - zaagje)
langwerpig (amerikaanse boormossel - mesheften - mossel)