104- betrekkelijk subtiele verschillen in uiterlijk met verwante zangertjes. Ik zal daar geen kwaad woord over zeggen. Maar het aantal soorten dat je op die manier te zien kunt krijgen ligt nog altijd beneden de vier honderd. Wat onverbiddelijke grenzen stelt aan het soortenjagen. (Wordt er daarom misschien steeds vaker naar verre, vreemde landen gereisd?) Wie echter begint met het intensief bestuderen van êén enkele soort, heeft stof voor jaren, het hele jaar door en zal er, naarmate de tijd voortschrijdt, steeds meer plezier in krijgen en voldoening uit putten. Een ander vogelboekje, dat Hugh Gallacher eerder zelf schreef ("Vogels leren kennen") is, mijns inziens ten onrechte, bijna steeds nadrukkelijk als boek voor de jeugd aangeboden en heeft daardoor wellicht minder aan dacht gekregen dan het verdient. (Als ik me niet vergis is het nog al tijd in de handel en zo niet, dan verdient het stellig een herdruk!) Het zou jammer zijn, als ook "Het Spreeuwenboekje" uitsluitend in han den zou komen van jongelui. Ook volwassen vogelaars, zeker zij, wie het "soortenjagen" wellicht wat begint te vervelen, zullen veel genoegen kunnen beleven aan de lektuur van "Het Spreeuwenboekje" en er, naar ik van harte hoop, inspiratie uit kunnen opdoen voor eigen vogelstudie. Dat dit ook dicht bij huis mogelijk is, bewijst de anecdote van prof. Hickey over een vogelaar, die een opzienbarende publikatie op zijn naam heeft over een Spechtesoort. De waarnemingen daarvoor deed hij, als hij zich 's ochtends voor het badkamerraam stond te scheren... Daarom wil ik besluiten met een variant op een bekend reklamezinnetje "vogels kun je niet missen, geen dag". Proficiat Hugh Gallacher, met je initiatief voor deze uitgave. Ko Zweeres

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1982 | | pagina 26