87*
zou een lange en vrij saaie lijst opleveren. Daarom maar even in vogel
vlucht. Op het hooilandje en aangrenzende wilgenbosje stonden behalve
de Bijenorchis onder meer MoeraswespenorchisKeverorchis, Muggenorchis
Rondbladig Wintergroen, Addertong, Kattestaart, Wederik en Moerasspirea.
In de lagere stukken langs de dijk naast een rijke sortering zoutplan-
ten, Zeggen en Russen, ook Zilt Torkruid, Galigaan en Veenpluis. Aan het
eind van de kreek, die met brede rietkragen omzoomd was, lag een veldje
Kruipwilg met tientallen grote Keverorchissen, die hun naam grote met
ere droegen. Bloemtrossen van veertig centimeter met wel honderd bloe
men waren er bij
In de rietkragen woonden Rietzangers en Kleine Karekieten. En in augus
tus 1938 zagen we er een viertal Waterrietzangers op doortrek.
De Wildernis was dus echt een rijk terrein en elk jaar, als de Bijenor
chis bloeide, gingen we er heen. Je zou kunnen zeggen ter bedevaart.
Tegenwoordig wordt er op dergelijke plaatsen elk jaar een volkstelling
van de zeldzaamheden gehouden. Wij deden dat bijna een halve eeuw gele
den ook al. Helaas zijn veel van die gegevens in wat men roerige tijden
pleegt te noemen verloren gegaan. Maar over de Bijenorchis zijn nog wat
gegevens overgebleven. Dat gaat ongeveer zo:
1933: 30 40, 1936: 20, 1937: 3, 1938: 12, 1939: 17, 1940: 42.
Toen kwam de oorlog en in de loop van die jaren moest elk stukje grond,
waarop misschien nog wel een gewas kon groeien, in gebruik genomen wor
den. Het weitje met de Bijenorchissen en het veld Keverorchissen werd
omgeploegd. Het resultaat was bedroevend. De nieuwe akker leverde zo
weinig op, dat men het oogsten maar achterwege liet. De orchissen waren
weg. Begin 1944 werd de zaak ten overvloede nog onder water gezet. Wat
later weer bovenkwam was wel een wildernis, maar dan zonder hoofdletter.
Na 1953 werd de zeedijk verzwaard en de polder opnieuw verkaveld. Er
bleef toen nog een heel smalle strook plasjes over, die men maar als
vuilstortplaats gebruikte. Inmiddels is dat weer gestopt en werd het
grofste vuil weggehaald of onder de grond gewerkt. En daar groeien nu
zeer welig de brandnetels en nog wat restanten van daar gestorte tuin
planten. Vorig jaar vonden we er tenminste een Japanse Duizendknoop en
een paar forse Mierikswortels. Dat was het einde van de Brouwse Wilder
nis, maar niet van de Bijenorchis.
Met de zuidwestenwinden wordt van de grazige kalkhellingen regelmatig
zaad in onze richting gevoerd. En daardoor worden de laatste jaren dan
hier, dan daar weer eens enkele Bijenorchissen in een wegberm of een
overgeschoten hoekje gevonden. Soms houden zij het dan jaren vol, maar
soms zijn zij zo weer verdwenen. En zo kon het gebeuren, dat dit jaar,
veertig jaar na de vondst in de Wildernis, in een drassig strookje riet
land in de omgeving van Zierikzee enkele Bijenorchissen ontdekt werden.
Zij hebben het goed gedaan, want half juli stonden een stuk of 12 tros
sen met flinke zaaddozen. Er is dus hoop voor de toekomst. Het terrein,
waarop zij staan, is in handen van de overheid.
Laten wij er op vertrouwen dat dit goede handen zullen blijken.