verlaging van enkele tientallen cm als gevolg van de polderpeilverlaging
nog moet worden bijgeteld (Van Ee, 1983).
Met de neergang van de fruitteelt werd het de fruittelers door de gemeen
te toegestaan ter compensatie rekreatievoorzieningen (caravans) te plaat
sen voor de verminderde inkomsten. Waar dat toe heeft geleid is wel be
kend. Nu willen we niet suggereren dat de enorme ontwikkeling die de re-
kreatie in de binnenduinen na 1960 heeft doorgemaakt het resultaat is
van de ontwatering en het dus niet meer rendabel zijn van de fruitteelt.
Wel moet worden opgemerkt dat de rekreatie in dit gebied later en vooral
in minder hevige mate op gang zou zijn gekomen. De beschermende planolo
gische maatregelen van de jaren zeventig zouden zo niet op tijd dan toch
meer effekt hebben gehad ten gunste van het behoud van het binnenduinland-
schap. Het wetenschappelijk onderzoek, dat meer inzicht verschafte in de
grondwatersituatie in de binnenduinen, kwam dus te laat. Wel kan dit on
derzoek er toe bijdragen een nieuw en beter (grondwater)beheer voor de
binnenduinen op te zetten!
Gebruikte literatuur:
Beekman3 F. (1983). De binnenduinen van Zuidwest-Nederland. Historische
geograaf ie en landschapsecologie.
Scriptie M.O.-II Aardrijkskunde 145 pp. Katholieke Leergangen3 Tilburg.
Beijersbergen3 J.3 J. Vermuë en G.J. Slob (1983).
De verarming van de plantengroei in de duinen van Schouwen3 Sterna 273
Ee3 B. van (1983). Hydrologie van het duingebied van Schouwen.
Hydrologisch onderzoek naar de oorzaken van grondwaterstandsdalingen.
-Nota 83-03 Frovinciale Waterstaat in Zeeland3 Middelburg.
8-21
fa/a's ttaits Be&ktwan