8 De motvlinders (Microlepidoptera) Wat overdag aan vlinders te zien is, is slechts een fractie van hetgeen er in werkelijkheid aan soorten aanwezig is. Soms krijgt men de volwas sen dieren niet eens te zien en zal men de rupsen moeten opkweken. Wan neer de meeste van de hiervoor beschreven soorten het voor die dag wel 'bekeken' hebben zijn er in de schemering talloze andere soorten waar te nemen. Eén ervan is de muizeoor-vedermot Oxyptilus pilosellae) die muizeoor (Rieracium piloseVla) als voedselplant heeft. Deze plant groeit op zandige en schrale grond waar tevens niet veel betreding optreedt. Het vlindertje vliegt uitsluitend maar massaal tijdens de schemering; tientallen motjes dansen dan op en rond de voedselplanten. Deze vlinder tjes hebben een vorm die sterk afwijkt van de gebruikelijke. De vleugels zijn namelijk uitzonderlijk diep ingesneden en hun poten zijn in ver houding tot de rest van het lichaam erg lang zodat menigeen ze niet als vlinder zal herkennen. De eieren worden aan de onderzijde van een blad gelegd. Na tien dagen komen de rupsen uit die zich vervolgens diep in Ofschoon veel dag- en nachtvlinders geen grote objecten genoemd kunnen worden, zijn zij nog ware reuzen vergeleken bij een heleboel motvlinders die in soortenaantal de grote vlinders zelfs overtreffen. Een flink stuk kleiner is de volgende interessante soort, Aspilaptevix tvingipennella een vlindertje met een spanwijdte van 10-13 mm, met opaalgrijze smalle vleugeltjes die enkel nog een paar donkere punten bezitten. Het vlinder tje is gebonden aan smalle weegbree. De rups maakt een gang in het blad en vreet het bladmoes van binnen uit op maar laat het bladoppervlak in tact Dergelijke mijnen worden door zeer veel motvlinders aangelegd en vaak kan men aan de loop van de mijn de soort of soortengroep al herken nen

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1984 | | pagina 10