Een vlinder die we niet als adult van de dijken gevangen hebben maar die uit de rups werd uitgekweekt is Agonopterix onicetlaDit bruin rode vlindertje met een spanwijdte van 19 mm is gebonden aan de kruis- distel. De soort is echter niet echt monofaag want ze komt ook voor op de verwante blauwe zeedistel. Rupsen in deze soort tastten in beide ja ren kruisdistelplanten sterk aan. Ze leven in kleine groepjes tussen ge sponnen bladeren die daarna bruin worden en afsterven. Alleen de hoofd en zijnerven blijven over. Op een hete zomerdag wordt op een pad langs één van de dijken een aantal zeer kleine bronskleurige vlindertjes gevangen. Het bleek hier te gaan om Microptevix aruncetta. De spanwijdte is niet meer dan 8 a 9 mm. Het dier behoort tot de meest primitieve vlinderfamilies die we kennen: de Micvopteiïégêêaè waarvan in Nederland vijf soorten voorkomen. Het bijzon dere van deze vlinder is dat hij geen roltong bezit, maar bijtende mond- delen om stuifmeel van diverse kruiden en meidoornbloemen te nuttigen. De rupsen van de soort zijn bekend van kropaar-zodesze voeden zich waarschijnlijk met plantaardige resten. Volgens Heath (1976) komt de soort vooral in droge open biotopen voor, dit in tegenstelling tot de andere soorten van het geslacht. Zo kunnen verschillende plantesoorten die in een gebied voorkomen een 'ingang' zijn om de daarop levende in- sektesoorten op te sporen en omgekeerd. De rozenfamilie bijvoorbeeld is met soorten als meidoorn, hondsroos en braam sterk op de dijken vertegen woordigd. Motvlindersoorten die hieraan gebonden zijn, werden soms mas saal aangetroffen. Voorbeelden hiervan zijn Cvoesia. bermann-iana en Croe- sia holmiana. Een motvlinder die eveneens tot dit rijtje hoort, is de somber getekende Swconmerdcmria pyvefla. De soort leeft op meidoorn, appel, peer en pruim. Het rupsje zit in een klein spinsel op het bladoppervlak. Dergelijke kleine soorten zijn niet altijd even eenvoudig met het blote oog of ver grootglas op naam te brengen. Soms is dit zelfs onmogelijk. Dan moet men zijn toevlucht maken tot het maken van een microscopisch preparaat van de genitaliën van de vlinder. De bouw hiervan is voor elke soort, karakte ristiek zodat daar de soort aan kan worden herkend. Bij nader onderzoek bleek dat in ons materiaal nog een andere SwcoronevdcoTl'icL-soort zat, name lijk Swammerdamia caesiellaeen soort waarvan de rups leeft op berk (Hannemann 1977)Voor een volledige inventarisatie is het daarom nodig om van de groepen vlinders waarvan de determinatie moeilijkheden ople vert dieren te vangen en te prepareren. De hier genoemde vlindersoorten vormen slechts een klein deel van de tientallen soorten die we op de dijken hebben waargenomen. Een nauwkeu rige inventarisatie van deze voor vele mensen te kleine diertjes zou en kele honderden soorten kunnen opleveren. Vlinderrijkdom en vegetatie-samenstelling Bij onze inventarisaties hebben we niet de indruk gekregen dat er veel dagvlindersoorten als indicatorsoorten voor bepaalde vegetatietypen aan te wijzen zijn. Wellicht moet een uitzondering worden gemaakt voor de twee soorten blauwtjes. Mogelijk geldt hetzelfde voor het groot dikkopje. Deze soorten werden alleen op de dijken met een soortenrijke vegetatie waargenomen. De oorzaak van dit kleine aantal indicatorsoorten is waar schijnlijk dat de rupsen van de meeste aanwezige dagvlinders polyfaag zijn op algemene soorten als grassen en brandnetels.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1984 | | pagina 11