Verslag over 19ö3 van de te Westenschonwen In oktober was er flinke trek van Vlaamse gaaien. 2Z Veel mooi weer en veel zomervogels. Zo staat 1983 in m'n geheugen gegrift. Wat waren er veel zangertjes in juli en augustus. De fitisvangsten lagen boven de 450, meer dan ooit in een vorig seizoen. Een kleine kruisbekken- invasie gaf aanvankelijk hoop op iets groots, maar het zette niet door. In de rest van de herfst zagen en hoorden we ze nauwelijks meer. Maar de absolute topper van dit jaar was de vangst van de Blyth's pieper op 13 november. De vogel kwam op het geluid af van de veldleeuwerik. Op het eerste gezicht zagen we wel, dat het iets abnormaals was, maar een nieuwe soort voor Nederland voorzagen we toen nog niet. Na intensief speurwerk in de literatuur moesten we bekennen, dat we er niet uitkwamen. Het meest waarschijnlijke leek ons toen een Grote Pieper (19 ringvangsten in Ned.). Het Taxonomisch Zoölogisch Instituut te Amsterdam stelde echter vast: Anthus godlewskii - Blyth's pieper. In geen en kele kollektie in Nederland was er vergelijkingsmateri- aal voorhanden, alleen het Brits museum heeft een se- rietje. Tot na deze verge- lijking moeten we nog eni- ge twijfel bewaren. Volgens Prof. Voous komt deze forse q pieper voor in Oost-Azië, q ongeveer op 160° O.L. wat zou betekenen dat dit exem plaar bijna de halve wereld heeft rondgevlogen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1984 | | pagina 24