31 De Boswachterij De ca. 300 ha metende Boswachterij Westenschouwen is in 8 stukken ver deeld onder 13 inventariseerdersUit bijgaand kaartje is cp te maken dat, behalve een gedeelte van ca. 70 ha in het westen, de gehele Boswach terij (èn randgebieden/overgangszones) is onderzocht. Er is zoveel moge lijk gewerkt volgens de methode aangegeven in "Handleiding voor het in ventariseren van Broedvogels in Nederland" (KNNV 1973) Terrein Het geïnventariseerde gebied wordt in het NW begrensd door de meeuwendui nen, in het 0 door het Zeepe, in het ZO door de bewoningsgrens en in het W tenslotte door de overgang bos-duin (struweel) De Boswachterij zelf bestaat hoofdzakelijk uit aanplant van Corsicaanse en Oostenrijkse den, hier en daar afgewisseld door singels loofhout. In het gebied komen voorts nog een aantal 'putten' voor waar, voor zover er geen water meer in staat, ook loofhout is opgekomen. Omwille van wa terwinningsredenen is het gebied tevens 'verrijkt' met twee infiltratie vijvers Het is duidelijk, dat een bos als dit, om bosbouwkundige redenen goed onderhouden, arm is aan natuurlijke holten. Het is o.a. aan de abelen en de nestkasten (ca. 200 exemplaren) te danken dat er nog wat kans is voor de holenbroeders Resultaten In totaal zijn 56 soorten als zekere- of waarschijnlijke broedvogel vast gesteld. Dit aantal wordt duidelijk vertroebeld door het feit dat ook 'overgangsgebieden' zijn meegenomen in dit verslag. Op grond van deze inventarisatie kunnen we een aantal soorten als 'typerend' aangeven voor dit schaars met loofhout doorsneden dennenbos. Van de 'grotere' vogels is de Houtduif met ca. 50 paar veruit de tal rijkste broedvogel in het onderzochte gebied. Van de kleinere zangvogels lag het in de verwachting dat met name Fitis en Winterkoning hoge aantal len zouden kunnen scoren. Toch staat de dichtheid daarvan in dit bos in geen verhouding tot die in hun beter passende biotopen. Vergelijk de dichtheid van bijv. de Winterkoning in het onderzochte gedeelte (ca. 55 paar op ca. 230 ha) maar eens met de dichtheid van Winterkoningen in Slotbos Haamstede, waar meerdere paren per ha tot broeden kunnen komen. Een soort, die ook talrijk in onderzocht gebied voorkomt en als nest plaats vaak de aangeboden nestkasten gebruikt, is de Koolmees. Een fami lielid, de Zwarte Mees, schijnt vooruitgegaan te zijn in verhouding tot voorgaande jaren; in de Sterna-broedvogeloverzichten 1975-1982 komt deze nergens boven de 3 paar, thans bedraagt het aantal 8 a 10 paar in het onderzochte gedeelte. Hetzelfde geldt voor de Gekraagde Roodstaart. In de Sterna-broedvogeloverzichten 1975-1982 komt de soort nergens boven de 4 paar. Op grond van de inventarisatie in 1983 werd een aantal van 6 a 13 paar vastgesteld, wat een herstel zou kunnen betekenen van de in het nabije verleden gedaalde aantallen. Enige opmerkelijke broedgevallen sieren de lijst verder op. Het broeden van de Houtsnip is niet vast ko men te staan, doch broeden lijkt niet uitgesloten. Waterhoen, Dodaars en

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1984 | | pagina 33