45
heen ging. Door de N.J.N. van toen werd het een openbaring genoemd. Ze
wisten niet dat zo dicht bij huis een zo ongerept en natuurlijk gebied was.
Tussen het Verklikkerlicht en de Oude Hoeve lagen onbegroeide stuivende
duinen. De wind had er windkuilen uitgeblazen tot stuifketels, waarvan de
grootsten lagen tussen het tegenwoordige Verklikkerpad en Duinhoevepad.
Foto 1 geeft een beeld van de „middelste stuifketel" zoals die genoemd werd.
T ot op het grondwater (let op de donkere vlek) werd het zand door de overheer
sende zuidwestenwind weggeblazen. Op de stuifzandkopjes groeide fris
groene helm. Langs de valleiranden kon men er Maanvaren (foto 2) tegenko
men. Het lage binnenduingebied bij het Watergat werd overstoven door dit
binnendringende zand.
Duinen met een dergelijk reliëf en dergelijke woesthied maakten een onver
getelijke indruk op de schaarse onderzoekers (zie de twee natuurvorsers). „De
wanden van die stuifketels waren bijna loodrecht en grillig van vorm; overal
hadden wind en regen er stukken uitgeslagen; zoodat ze op rotswanden gele
ken" schrijft Wypke Postma in Amoeba 1931.
Ook aan de strandzijde meer naar het westen waren de Verklikkerduinen
woest. Frans Jansen schrijft in het Logboek op 20 december 1936: „Door de