63
gez/ckt~opZ/en'kzee
We draaien door en komen random „Stad" d.w.z. Zierikzee. 50 jaar geleden
lag Zierikzee nog geheel binnen de grachten, het land rondom was wei- en
bouwland. Interessant ook toen al waren natuurlijk de Ronde Weel en het
Kaaskenswater met hun merkwaardige brakwaterfauna. Je vond er de „sche
ve kokkel" (Cardium edule var.lamarcki) en het Drijfhorentje (Hydrobia stag-
norum) nog benoemd door de Zierikzeese arts en natuuronderzoeker Job
Baster in 1765, de Steurkrabjeen soort garnaal) en het merkwaardige Paling
brood, een mosdierkolonie in symbiose levend met een blauwwier dat kleine
riffen bouwde („levende stenen"). In het gebied Malta groeide toen de
„bostulp", dat is de Kievitsbloem. Het verdwijnen in 1942 van de „enige groei-
Van het Dryf - I-jorentje.
Men vind hier in de zoute en brakke Kreek én en ondiepe
Putten der Meilanden doch voornamentlyk aan de kanten van het
zoogenoemde Kaasjes - JVater even buiten de Stad Zirckzee
een zeer klein Horentje, 't welk, fchoon zeer gemeen en menig
vuldig ik niet weet dat noch van iemand belchreevcn is.
De Heer A dan son meld van een diergclyk klein Ho
rentje door zvn Cd., doch altyd in vers water in Senegal ge
vonden, en Bulinus genoemd doch 't welk echter van dit, in
verfebeiden opzigren inzonderheid in de plaats daar de oogen
liaan verfchecld.
Dit Horentje is maar een of anderhalve lyn lang en omtrent
half zoo breed in der daad wit van couleur doch door dat
het met een van flik en groente bevuilt vlies ptriofliumbe
kleed isfchynt het gramvagcig of vuil groen te zyn.