Een andere vrij algemene karakteristieke vlindersoort op de dijken kan op zomerse dagen worden herkend aan zijn uitzonderlijk beweeglijke, on rustige vlucht. Het dier wordt met enige contradictie bruin blauwtje ge noemd. Het is een klein vlindertje dat enige gelijkenis vertoont met het wijfje van een andere, eveneens hier vrij gewone soort, het gewoon blauwtje Gewoon blauwtje op witte klaver Foto: W. Kuys Het vrouwtje van de laatstgenoemde soort heeft echter een diep blauwe kleur in de vleugelbasis. Verder is het gewoon blauwtje gemiddeld groter en de vlucht rustigerVoorts is de vlekkentekening aan de onder kant van de vleugels een betrouwbaar determinatiekenmerkDe rups van het bruin blauwtje leeft o.a. van zachte ooievaarsbek en gewone reigers- bek. Het dier overwintert als rups. Met blauwtjes-rupsen is echter meer aan de hand. Behalve een geschikte voedselplant hebben zij bovendien mieren nodig die min of meer, al naar gelang de soort, voor hen zorgen. Er bestaan nog vele vraagtekens over de relaties tussen blauwtjes-rupsen en mieren (Rattcliffe 1979)Bijna elke blauwtjes-soort heeft één of meerdere 'eigen' mieresoorten nodig, die op hun beurt ook weer milieu- eisen hebben. Ook hier blijkt weer dat de aanwezigheid van de waardplant (en) en nectarplanten niet altijd de enige factoren zijn die het voorko men van een bepaalde vlinder bepalen. De relatie tussen mieren en onze twee soorten blauwtjes beperkt zich tot een enkel bezoek van de mieren aan de rupsen. De mieren worden aangetrokken door een klein druppeltje vloeistof, dat de rupsen op hun rug afscheiden (Elffrich 1966). Regelmatig worden door ons nog een aantal andere dagvlindersoorten waar genomen, zoals bijvoorbeeld zandoogjes, de atalanta en de distelvlinder. Beide laatste soorten zijn trekvlinders en komen elk jaar in onregelmati-

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1984 | | pagina 7