komen. Meeuwen en Wulpen vliegen gejaagd heen en weer. Razendsnel schie
ten kleine gezelschappen Wintertalingen en Pijlstaarten door het spek
takel heen en daartussen zijn overal kleinere vogels op de vleugels,
op deze afstand niet determineerbaarEr al zeker van dat alleen een
Slechtvalk vermag een dergelijke onrust te doen ontstaan, laat hij de
kijker dezelfde straal als zoeven bestrijken. Na even al komt het be
kende silhouet tussen de her en der wendende vogels naar voren. Niet
jagend, maar rustig koerend, wint de roofvogel allengs hoogte. Kieviten
en Goudplevieren zijn al zo hoog geklommen dat ze nauwelijks nog binnen
kijkerbereik zijn. Cirkelend nu, is even later de Slechtvalk ook zo
hoog, dat determinatie vanaf de grond op moeilijkheden zou gaan stuiten
als de vogel al zou worden ontdekt.
Er min of meer op rekenend dat de Slechtvalk een parkeerbaan draait,
wachtend op een in gunstige positie verkerende prooi, volgt de man in
gespannen de ook door de kijker nu ver verwijderde stip. Minutenlang
draait de valk cirkels. Dan ineens is de vogel in duikvlucht. Zijn on
der schuine hoek razendsnel uitgevoerde stoop, brengt wederom de vogels
van het oostelijk deel van de Slikken in paniek. De prooi komt eerst in
't vizier als de duikende vogel zijn stoop bijkoerst en toestoot
een Veldleeuwerik, die weet te ontwijken. Een razendsnelle klim en weer
een stoop, en weer. De afloop van de vijfde stoop blijft onzichtbaar
omdat valk en prooi verdwijnen achter de Flakkeese dijk. De Slechtvalk
komt echter niet meer omhoog.
Even later het pad af terug. Langzaam, zoals altijd indien taferelen
verwerkt moeten worden die tot emoties leidden. Op de Slikken had we
derom een gebeurtenis plaatsgevonden waarvan later te vertellen zou
zijn: "Eens, op een oktoberochtend op de Slikken
G.L.O.
98