98 Tabel 2. Aantal broedparen Knobbelzwaan in de Grevelingen jaar 1976 77 78 '79 '80 '81 '82 '83 aantal 1 3 10 12 9 7 18 Tot nu toe blijkt het broeden uitsluitend plaats te vinden op de platen, behalve in 1983 toen er één broedgeval was bij de Punt. Twee factoren blijken van grote invloed te zijn bij de keuze van de broedplaats. Dat is allereerst de aanwezigheid van voldoende zoet water in de omgeving van de nestplaats en vervolgens de aanwezigheid van enige rietvegetatie De behoefte aan zoet water voor drink- en wasgelegenheid is bij de Knob belzwaan blijkbaar erg groot. We zien dan ook dat het aantal broedparen stijgt als het voorjaar erg nat is met overal veel plassen (bv. in 1981 en 1983) en daalt in een droog voorjaar (1982). Het broedsucces is sterk wisselend. Op de Hompelvoet -het belangrijkste broedgebied binnen de Grevelingen- werden in 1983 vier van de acht nes ten voortijdig verlaten. Bij de resterende nesten waren van twee nesten de oude vogels plus de jongen snel verdwenen, de drie jongen van het derde nest werden kort na het uitkomen naar een veedrinkvijver geleid waar ze zonder ouders opgroeiden. Alleen de zwanen van het vierde nest brachten op normale wijze maar liefst acht jongen groot, waarvan er vier wit en vier grijs waren. Factoren die het broedsucces mogelijk negatief beïnvloeden zijn: de uit droging van de zoetwaterpiassen gedurende de broedtijd en de voortdurende aanwezigheid van niet-broedende ruiers in de direkte omgeving. Misschien zijn het voor een gedeelte ook nog jonge onervaren vogels, die na een winterverblijf in de Grevelingen een eerste nestelpoging wagen. Toekomstige ontwikkeling van het broedbestand De begroeiing met Riet langs de oevers zal in de toekomst langzaam toe nemen, maar de vorming van meer en blijvende zoetwaterpiassen zal nauwe lijks plaatsvinden. Al is het mogelijk dat door verslemping van de bodem, deze minder doorlatend wordt waardoor het regenwater minder snel zal afvloeien Aangezien de ontwikkeling van het broedbestand in nauwe relatie staat met de bovengenoemde factoren, valt voor de toekomst slechts een geringe toename van het aantal broedparen te verwachten. Dankwoord Rest mij nog Gerard Slob en Peter Meininger van harte te bedanken voor het kritisch doornemen van het concept-artikel en de gegeven waardevolle opmerkingen S&as# defórakêi"

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1985 | | pagina 102