7
1 2 3 '1 5 G 7 8 y 10 11 12 13 14 15 16 17 18 10 20 21 22 23 24 25 26 27
Boompicper
(3 7
Graspiepcr
}1
7
624
'0
3
t-
10
1416
6
1
2-4
8
75 27
GoIl- kwikstaart
-t
o-l
7-2
Rouwkwikstaart
Witte kwikstaart 2
0
2 3
0 1
7
-t-
6-6
57
4-5
7
4
7
0-2
7 -2
Winterkoning
i
1
15-20
47
72-73
5
45-fO
lliq
'0-/4
li-lS
lleggemus
*9
-
4-1
H
{110
10-IR
4
3-4
21-20
7-«
6
Rooiiborsl
9-4
11 M
2023
4
79 20
11-16
/O-'l
ZO
Nachtegaal
3
2 3
9-13
IS
11-11
Zwarte roodstaart3Ï
Geknaagde roodstaart
4
7
Z
Paapje
1 2
Roodborsttapuit
7
1
X
Merel
3
-
0-1
2'23
9
52-36
WH
20
'9 20
78-24
12 73
Zanglijster
9
2
■f
4-S
l
W-K
20 23
J
s
6 7
3
2
7
Sprinkhaanrielzange
7-2
z
Rietzanger
2
7
Kleine karekiet
'5
i
-4-
2
-5
12
Spotvoge1
2
7
2
5-6
3
3
0-1
4-5
Braamsluiper
1-2
2-6
2
2-3
6 9
0 1
Grasmus
2
4 R
S-6
4
i6-U
ma
Tuinfluiter
920
0-7
3
b'l
2
4-7
-t-
2-3
7-3
2-3
4-7
s7
Fluiter
1
Tjiftjaf
11
7
■2-S
4-2
4
0-1Z
7-3
3-4
-f-
S-6
12-27
5-/0
46-iö
2<j-J0
19-26
80-70t
8-70
23 26
Goudhaantje
2
Grauwe vliegenvanger
1 2
7
4
1
2
Bonte vliegenvanger
7
Staartmees
1-2.
7-3
7
7
7
Zwarte mees
2
Pimpelmees
1-2
r
■i-S
22-23
A '2
0-7
4
4-5
Koolmees
7 9
9 <1
1
36-46
3t}-4J
3-5
7
25-26
1422
76 7£
Boomkruiper
7-3
Wielewaal
3
2
1-2
3-4
2
2
Grauwe klauwier
2
Vlaamse gaai
0-1
8
2
2-2,
7
4
3-4
2-6
7-2
Ekster
25
<9
?-3
7
4
2
10
7-,.
4
Kauw
7
R
2
3-4
Zwarte kraai
2
1
2
1-2
0-1
7
2
2
3-5
0-/
2
Spreeuw
zon
1
Ui6
21-26
74
30
72-77
3-3
9
Huismus 1 2
«ff
4045
8
Ringmus
4
1-7,
'0
4
J
7
Vink
-r
0-1
Ü-9
3-5
1
Groen1ing
4"6
-
1
-t-
l-S
H-W
2
VA
Putter
o-l
2
Kneu
3-6
-
'3
4 8
10
24
4
/A-2<
Barmsijs
1 2
44
Rietgors
2
2-4
3
12
4
2
0-7
0-7
2
2-3
biotoop, hetgeen dan ook een afname van het aantal broedparen onder hen
tot gevolg heeft. In en rond de kleinere welen is vaak een goede broed-
vogelstand te vinden. Willen we dit zo houden, dan zal er regelmatig
onderhoud verricht moeten worden. Oorspronkelijke broedvogels van de
welen zoals de Kokmeeuw en de Visdief kunnen dan zeker talrijker worden,
c.q. terugkeren.
D. De Westhoek
Ook in 1984 was de Westhoek van Schouwen-Duiveland weer rijk aan broed
vogels. Daar er de voorgaande jaren minder was geïnventariseerd dan in
1984 is het moeilijk om te kijken of er soorten zijn die toe- of afnemen.
Enkele in de zestiger jaren nog gewone broedvogels, namelijk de Geel-
gorsde Steenuil en weidevogels als de Grutto, lijken nu definitief uit
de duinen verdwenen te zijn. Wat betreft de weidevogels zal dit voorna
melijk liggen aan de verdroging van de vroongraslanden, voor de andere
soorten is niet direkt aan te geven waarom ze verdwenen zijn.
De kraaiachtigen en met name de Eksters, worden steeds talrijker. Er kwa
men nogal wat meldingen binnen over de nestroverijen van deze vogels.
Het lijkt onvermijdelijk om eens te bezien of hieraan iets gedaan moet
worden. Uw mening hierover zien we graag in de Sterna verschijnen. (Zie
Everaers 1982, Spaans et. al. 1983.) Dat de toename van de kraaiachtigen
zeker niet desastreus is voor onze zangvogels blijkt duidelijk uit de