fi&t trekgubw^ van ofi de 1i<rnifc&JüétT\Qj
^eriw^ck (jrdtc sterns m cL& /mrimh KjkJ~~
"In de laatste week van de lentemaand zwerf ik graag langs het Noordzee
strand, vooral in de omgeving van de zeegaten. Dan is de tijd gekomen
dat de Grote sterns hun verblijf in het zuiden van Afrika verwisseld
hebben voor dat aan de koele Westeuropese kusten. Door hun scherp ge-
krijt verraden zij hun aanwezigheid al van verre, ook al zijn er aanvan
kelijk niet meer dan enige tientallen van deze vogels aanwezig. Als al
les normaal verloopt zijn er een week later al honderden aan te treffen.
Kort na hun terugkomst gaan deze Sterns een kijkje nemen op de oude
broedplaats. Vooral tegen de avond kan dat een gedrang worden van jewel
ste en een leven als een oordeel. Afgaande op een dergelijk massaal be
zoek koesteren wij de hoop dat de kolonie veel volkrijker zal worden
dan tevoren; in de regel komen wij evenwel bedrogen uit, in de huidige
tijd tenminste. Wij mogen al tevreden zijn, als het aantal broedparen
op peil blijft. Een dertig jaar geleden was dat anders; toen was het
nog mogelijk dat een nederzetting van enige tientallen paren in weinige
jaren uitdijde tot honderden en op gunstige plaatsen ook wel tot duizen
den. In ons land is dat gebleken op Griend, op de Beer en op het schor-
rengebied in het noordoosten van Texel. Tegenwoordig beleven de Grote
sterns een neergaande tijd, zonder dat wij weten wat er aan de ontwik
keling van de stand hapert. Wel weten wij dat deze vogels grillig en
onberekenbaar van aard zijn en dat zij haast even gemakkelijk van broed
plaats als van verenkleed verwisselen. Maar dat was in de goede tijd
ook al zo; het brengt de oplossing van het probleem niet dichterbij",
(uit: "Vogeltrek en trekvogels" J. Drijver, winter 1962/63)
Inleiding
Het bovenstaande citaat is nogal lang uitgevallen, omdat het een mooie
tekening geeft van de terugkerende Sterns en een beeld schetst van de
grote onzekerheid die toen heerste over de oorzaken van de dramatische
teruggang van het aantal broedparen. Met nog slechts zo'n 800 paar Gro
te sterns was in 1965 het dieptepunt bereikt. In 10 jaar tijd was er
van de 40.000 paar in 1954 nog maar een fraktie -2 %- overgebleven. De
oorzaak was vooral gelegen in de hoge concentraties moeilijk afbreek
bare (persistente) afvalstoffen die de prooidieren -kleine vissen- be
vatten. Deze stoffen, de pesticiden Dieldrin en Telodin, bleken afkom
stig te zijn van een fabriek aan de Nieuwe Waterweg, die door ongekon-
troleerde lozing het hele Nederlandse kustgebied jarenlang vergiftigd
had. Na tijdelijke sluiting van deze fabriek en verbetering van de afval
waterzuivering is een langzaam herstel van de stand opgetreden. De laat
ste jaren schommelt het aantal broedparen in Nederland rond de 10.000
(dat is ca. 30 van de Westeuropese populatie), waarvan zo'n 4.000 op
de Hompelvoet.
Vanwege z'n voedselspecialisatie heeft de Grote stern een belangrijke
signaalfunktie voor de kwaliteit van het kustwater. Vooral bij moeilijk
afbreekbare gifstoffen zullen immers aan het eind van de voedselketen,
waar de concentratie van het gif het hoogst is, de eerste slachtoffers
13