j~ig. 1 Verloop aantal broedparen van de Grote Stern in Nederland (gegevens R.I.N.). 1954 1960 1970 1980 vallen. Alleen daarom al is het van belang om het wel en wee van de Grote stern nauwlettend te volgen. Hompelvoet Voor de afsluiting van de Grevelingen in 1971 vond onregelmatig vesti ging plaats bij het schor op deze zandplaat, maar het gevaar voor over spoeling was toen groot. De vondst van een geringde Stern in 1974 die acht jaar eerder, eveneens op de Hompelvoet, als nestjong was geringd, bewijst dat er in sommige jaren in elk geval met sukses jongen zijn grootgebracht. Na de afsluiting hebben ze zich permanent gevestigd en in de loop der jaren is deze kolonie flink gegroeid, waarmee een belang rijke bijdrage werd geleverd tot het huidige herstel. Sinds 1970 (met een onderbreking van 1978-'81) zijn er door John Beijersbergen forse aantallen nog niet vliegvlugge jongen van Grote sterns geringd. Over deze per-iodevanaf zomer 1970 tot zomer 1984 werden ruim 120 terugmel dingen van geringde exemplaren ontvangen. Aan de hand hiervan zullen we nu een beeld schetsen van de trek, het winterverblijf en de terugtrek van Grote sterns. Van nestjong tot volwassen Stern De meeste Grote sterns werden kort voor het vliegvlug worden geringd. Als het kuiken enkele weken oud is wordt het van de vrij open broedplaat naar de rand van de begroeiing geleid. Omdat het broeden van grote groe pen Sterns synchroon (d.w.z. gelijktijdig) verloopt, betreft het een flink aantal jongen die gelijktijdig het broedterrein verlaten en zgn. "crèches" vormen. Tot 1977 konden deze crèches in het nog schaars be groeide terrein op vrij eenvoudige wijze gevangen worden nldoor een fuik te plaatsen met heel lange vangarmen zodat ze "en masse" voor je uitlopend, mooi naar de vangkooi gedirigeerd konden worden. Tegenwoordig blijven ze meestal snel in de hoge begroeiing rondom de broedplaats ste ken, waarin ze zich dan gedrukt houden. Tijdens het ringen, wat altijd n

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1985 | | pagina 18