dmMatöi
hm^-kéi^&è ovk
gans hei hof vergaderd was,
vond men er niemand dan de Das
die dourHeinaert was gespaard,
fdle met de rode baarct.
éne mondging men aan 't kiepen.
ierwq
en sprak de lieeuw dus plechtig aan
Cjijcfe koning zijt en heer,
dour iaw edelheid en een,
oxok doon recht en dourqenade,
ontferm u over- al de schade,
die. mijTéeinaert hjeeftaangedaan.
Ik loeb \an hem zoveel doorstaan,
schande, venlies en. ongeval!
Maar cmifènm u bovenal
heeft h^7joe^ek/nTe^zyn, lijf,
en op mijn onnozel kroont
zjjn vuLL water heef geloosd.
Iwee mijner kinder en, waar dj lagen,
bezeetcte hij, datze moeit weerzagen;
ja, zij wenden stekeblind.
Spreek toch recht voor erom en kind.
y/v 'cK/v w l/w
hmké, vootol
svvv^yr l/Q (xk rrw/yi/óvyv, w-o
%&Jl jtwïm vrmdoGjfrêxfc-,
pL0j)
Gedëefe uit ReinaerldeVos:±1250 o.n J n éC'
tWas omtrent de Sinksendageni fJÈf j