schap"
Voor het indelen van de verschillende plantengemeenschappen gaat men uit
van "associaties", dit zijn vegetatie-eenheden met een bepaalde floris-
tische samenstelling.
Het kroosdek van onze sloten is zo'n voorbeeld.
Andere voorbeelden zijn: de bemeste hollandse cultuurweidehet krijt-
hellinggraslandde begroeiing van het lage schor en het duindoornstru
weel. Een associatie is gekenmerkt door kensoorten (plantensoorten die
voornamelijk of zelfs uitsluitend in een associatie voorkomen) en dif
ferentiërende soorten (plantensoorten, die in een plantengemeenschap
vaker en/of in grotere hoeveelheid voorkomen dan in andere)
Ook komen dominante en begeleidende soorten voor, die echter in geen en
kel opzicht kenmerkend voor de gemeenschap zijn.
In de praktijk zal men vaak platengemeenschappen aantreffen die tussen
twee associaties instaan. De oorzaak blijkt dan te liggen in het feit
dat bepaalde milieuomstandigheden verschuivingen te zien geven.
Vooral op plaatsen waarbinnen de invloed van één of enkele milieufacto
ren in een bepaalde richting geleidelijk verandert kan men voor "ver
rassingen" komen te staan (bv. zout-zoet, nat-droog en voedselrijk-voed-
selarm overgangen). Als beginnend florist houdt men zich vaak bezig met
"soortenjagen"een bezigheid die zeker in het begin veel voldoening zal
geven en je de gelegenheid geeft een grote soortenkennis op te bouwen.
Leuker en interessanter wordt het als planten bestudeerd worden in rela
tie met hun omgeving en de daarbij behorende milieufactoren, in breder
verband dus. Zeker als men zich bedenkt dat een groot aantal milieufac
toren door de mens geschapen c.q. veranderd wordt. Een goed hulpmiddel
om zich met deze materie praktisch bezig te houden is het beknopt over
zicht van nederlandse plantengemeenschappen van I.I. den Held (uitgave
K.N.N.V.
flwuttedw
Literatuur
Beknopt overzicht van de nederlandse plantengemeenschappen. I.I. den Held.
Wilde planten, deel I. V. Westhoff e.a.
Wandelboekje. E. Heimans en JacP. Thijsse