INLAGEN, KARREVELDEN en SCHORREN Als we de aanhef van dit hoofdstuk bekijken ten opzichte van het broed- vogelverslag van 1984 zien we dat dit is uitgebreid met de schorren. Met name wordt hier bedoeld de schorren van Bommenede. Door het geschik te biotoop voor de Strand- en Bontbekplevier herbergt dit terrein dan oo! één van de grootste broedpopulaties van Schouwen-DuivelandDe Dwerg stern die hier 3 jongen grootbracht en de veelheid aan soorten die in de tabel worden weergegeven benadrukken eens te meer de faunistische waarde van dit gebied. Wel staat dit gebied bloot aan verstoring door de mens in de vorm van toegestane rekreatie binnen een afgepaald gedeelti en door zeekraalsnijders daarbuiten. Dit gebied verdient meer aandacht dan het tot nu toe gekregen heeft. Stappen we nu over naar de inlagen en karrevelden, dan zien we dat in tegenstelling tot verleden jaar de inlagen Havenhoofd wel geïnventariseerd zijn, maar dat ook dit jaar de Suzanna inlaag met achterliggende karrevelden weer in de tabel ontbre ken. Helaas is ook de Cauwers inlaag dit jaar niet geïnventariseerd zo dat over de algemene achteruitgang van het aantal broedparen van een specifieke inlaagbroedvogel als de Kokmeeuw weinig gezegd kan worden, daar dit gebied de grootste Kokmeeuwenkolonie van Schouwen-Duiveland herbergt. Kijken we nu naar de Flaauwers dan zien we daar een aantal po sitieve ontwikkelingen zoals de twee paar Krakeenden die daar resp. zes en negen jongen hebben grootgebracht, terwijl er ook één paar Zomerta- lingen met positief resultaat heeft gebroed. Wat ook als positief erva ren kan worden zijn de werkzaamheden die tot doel hebben het eiland in de Flaauwers weer los te maken van de vaste wal. Deze werkzaamheden zijn inmiddels achter de rug, zodat als men nu ook nog de verruiging van het eiland tegengaat er gehoopt kan worden op de terugkeer van oorspronke lijke broedvogels zoals de Grote- en Dwergstern. Dat de Grote Stern een potentiële broedvogel van dit gebied is, blijkt wel uit het feit dat er voor het broedseizoen al fouragerende exemplaren zijn waargenomen ter wijl er na het broedseizoen volwassen exemplaren met bedelende jongen zijn waargenomen. Bekijken we nu de Koudekerkse inlaag dan zien we daar t.o.v. verleden jaar een enorme teruggang van de Kokmeeuw van 86 paar

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1985 | | pagina 84