waterpeil, voor de zwanen bovendien op elk uur van de dag bereikbaar, zodat lang genoeg gefourageerd kon worden om voldoende voedsel op te nemen zonder de noodzaak tot verplaatsing. De heersende rust schiep tevens goede omstandigheden om te ruien. Een bijkomend punt was de gelijktijdige groei van de Nederlandse popu latie, al is daarbij de aanwezigheid van een gunstig rui- en voedselge- bied zoals de Grevelingen misschien weer van invloed geweest. Se izoensverloop Het aantalsverloop vertoont elk jaar een aantal scherpe pieken (fig. 1) De laatste jaren zijn er drie duidelijke toppen te onderscheiden die meestal in juli, eind september en december vallen. Rond maart/april zijn er maar heel weinig zwanen aanwezig. Dit zal te maken hebben met de voed selsituatie en de territoriumafbakening in de broedgebieden. Het Zeegras is dan al langere tijd afgestorven en de begraasde wieren vertonen in deze tijd van het jaar maar weinig groei. Daarnaast is er bij de Nederlandse populatie een vrij sterke binding met de broedgebieden waar 's winters in kleine groepjes veel op grasland gefourageerd wordt (Ruitenbeek, 1980). De eerste piek in juli bestaat vrijwel volledig uit niet broedende, me rendeels onvolwassen exemplaren die op de Grevelingen de slagpenrui door maken. Over deze groep is het meest bekend omdat het ringonderzoek dat in 1979 is gestart alleen hieraan is verricht. Tijdens de slagpenrui verliezen ze namelijk voor enige tijd hun vliegvermogen waardoor het re latief eenvoudig is de vogels te vangen. Over de volgende twee pieken is minder bekend, wel blijkt een deel van de ruiers langere tijd op het Grevelingenmeer te verblijven. In 1983 bleek er eind augustus ook nog door een relatief groot aantal te worden geruid (meded. Gerard Slob). Spreiding over het bekken De verspreiding van de Knobbelzwaan binnen het Grevelingenbekken komt vrij nauwkeurig overeen met de groeiplaatsen van het Zeegras. Met de uitbreiding hiervan in westelijke richting zien we ook een verplaatsing van de zwanen in deze richting. Binnen het met Zeegras begroeide gebied valt overigens nog een seizoengebonden verplaatsing van de belangrijk ste concentraties Knobbelzwanen waar te nemen. Dit heeft wellicht te maken met de bereikbaarheid van het Zeegras, dat immers in het najaar af sterft en in het voorjaar opnieuw van de bodem omhoog moet komen. De eerste grote groepen in juni bevinden zich meer westelijk dan de zwanen later in het jaar. Hier, voor de Slikken van Flakkee en ten oos ten van de Veermansplaat, bevinden zich grote zeer ondiepe gedeelten waar de nog maar pas uitgelopen spruiten van het Zeegras toch al bereik baar zijn. Daarnaast bestaan hier aanzienlijke velden Zeesla (Ulva lactua)een wier soort die ook graag gegeten wordt

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1985 | | pagina 98