aantallen die komen opdagen, de veranderingen bepalen. Bij Kolganzen,
en nog meer bij Rietganzen, kunnen echter al dan niet winterse omstan
digheden de aantallen per opeenvolgend seizoen belangrijk doen verschil
len. Om dan een overwinteringspopulatie te fixeren via het hanteren van
eens bereikte maxima, kan tot een vertekend beeld leiden.
Teneinde na te gaan in hoeverre de op Goeree-Overflakkee doortrekkende
en/of overwinterende ganzen sinds 1965 kwalitatief en per soort veran
deringen hebben ondergaan, heb ik de in 1966 gepubliceerde aantallen,
de situatie omstreeks 1975 en de aantallen zoals ze zich ons de laatste
jaren presenteren, eens naast elkaar geplaatst.
Situatie tot 1965
Omdat slechts van de Plaat van Scheelhoek de ganzentelgegevens terug
reiken tot begin vijftiger jaren (seizoen 1951/52) en van de andere
streekpleisterplaatsen ganzeninformatie uit de vijftiger jaren veelal
ontbreekt, wordt het beeld omstreeks 1965 hoofdzakelijk bepaald door
verzamelde gegevens sinds omstreeks 1960.Tot seizoen 1955/56 beschik ik
uitsluitend over Grauwe gans- en Brandgansgegevensmet als maximum
600 Grauwe ganzen op de Scheelhoek op 1-11-1951 en 1-11-1954. Brandgans-
maxima uit die periode zijn 3000 stuks per 1-2-1954 en eenzelfde aantal
op 15-2-1956. Uit seizoen 1951/52 is het maximum aantal vastgestelde
Brandganzen slechts 50 vogels en wel op 1-1-1952. Informatie inzake
Kolgans, Rietgans, Kleine rietgans en Rotgans komt eerst voorhanden
vanaf 1956/57. Tussen dit seizoen en 1965/66 scoren deze soorten slechts
bescheiden: de maxima zijn 130 Kolganzen begin januari 1963 en 1964,
230 Rietganzen begin februari 1964, 40 Kleine rietganzen half januari
1964 en 18 Rotganzen half februari 1961. Steeds moet men bedenken dat
bovenvermelde informatie betrekking heeft op het Scheelhoekgebied. Ei
gen ervaringen gevoegd bij telgegevens van derden leveren voor omstreeks
1965 een beeld op dat weergegeven is in de tabel. Het valt op dat Grau
we gans en Brandgans sterk domineren. Voor kanttekeningen zij verwezen
naar de conclusie.
Situatie omstreeks 1975
Ingrijpende veranderingen voltrokken zich op en vooral in de wateren
rond Goeree-Overflakkee tussen 1965 en 1975. Via het tracé over het
Hellegatsplein had het eiland in 1964 zijn vaste oeververbinding gekre
gen. De afsluitdammen in de mondingen van Haringvliet en Grevelingen
Abnormaal winterse omstandigheden geven een vertekend beeld