Dat de Patrijs sterk in aantal afneemt is een konstateringdie vóór mij al vele tientallen vogelaars gemaakt hebben en die al in véle ar tikelen geïllustreerd is. Hoewel de Patrijs in de grootschalige akkerbouwgebieden van Zuidwest- Nederland nog steeds in hoge dichtheden zou broeden (Ouweneel 1984)is ook in grote delen van Zeeland een enorme afname vastgesteld. In de jare: zeventig zouden ca. 600-800 paar op Schouwen-Duiveland gebroed hebben; de afgelopen jaren zal de totale broedpopulatie op het eiland niet meer dan 250-300 paar omvat hebben (Vergeer 1986)Een achteruitgang van 50 tot 70%! Deze afname hangt ondermeer samen met de schaalvergroting en mechanise ring van de landbouw en het toegenomen gebruik van allerlei gifstoffen in de landbouw. Kleine, ruige hoekjes, waar Patrijzen zich kunnen ver schuilen, nestelen en voedsel zoeken, worden steeds schaarser. Daarnaast zijn de aantallen insekten schrikbarend afgenomen en dat terwijl jonge opgroeiende Patrijzen vrijwel alleen insekten eten. Verder hebben natte, koude lentes, winters met veel sneeuw en ijs en de jacht in het najaar een duidelijke negatieve invloed op de Patrijzenstand. Hier en daar leggen jagers zich overigens een vrijwillig jachtverbod op. Op Noord- Beveland zouden jagers de afgelopen jaren zelfs 200-300 Patrijzen uit gezet hebben om de stand op peil te houden. De afgelopen twee jaar heb ik al mijn Patrijzen-waarnemingen nauwkeurig bijgehouden en op een kaart weergegeven. Daarnaast heb ik alle mij be kende broedgevallen hierop ingevuld. Zodoende onstond een aardig over zicht van het voorkomen van de soort in met name de Westhoek. Dit jaar en 1987 wil ik wat gerichter gaan tellen. Uiteraard gaat het daarbij in de eerste plaats om broedvogeltellingenroepende <3ó en paartjes geven een vrij goede indikatie. Daarnaast zou het in de winter aanbeveling ver dienen na sneeuwval groepjes te tellen. Zoals bekend zijn Patrijzen voor al standvogels en verwijderen zij zich nooit erg ver van hun broedge bieden. Hastings et al (1985) gaan zelfs zo ver te stellen, dat aan de hand van de wintertellingen een vrij goed beeld verkregen wordt van de broedpopulatie Om het tot nog toe verkregen beeld te kompleteren, zou ik jullie vrien delijk willen verzoeken alle waarnemingen van de Patrijs uit 1984, '85 en '86 schriftelijk dan wel telefonisch aan mij door te geven (01116- 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1986 | | pagina 46