dekveren zichtbaar zijn. De Grutto staat bij ons bekend als weidevogel. Van oorsprong was het echter niet zozeer een graslandbewoner, maar meer een vogel van open zeggemoerassen en hoogvenen. De naam Limosa betekent: drassig. Wat zijn bouw betreft vertoont de Grutto het ideaalbeeld van een moerasvogel hoge poten om door de modder te kunnen waden, een lange hals om over het lange gras te kunnen uitkijken, een lange gevoelige snavel om in de weke grond op de tast naar kleine diertjes te kunnen zoeken en ook kunnen ze met hun stevige poten d.m.v. trappelen allerlei grondorganismen in bewe ging zetten. Met het ontstaan van agrarisch grasland heeft de Grutto zich tot weidevogel ontwikkeld. Naast de Grutto worden ook o.a. de Kieviet, Scholekster, Tureluur, Watersnip en Kemphaan tot de weidevogels gerekend. Het woord weidevogel is in dit verband een specifiek Nederlands begrip dat in geen enkele taal een synoniem kent. Eigenlijk zijn Grutto's maar drie maanden per jaar weidevogel, de rest van het jaar fourageren zij in moeras- en wadgebieden. Grutto's geven de voorkeur aan weidegebieden en hooilanden die vanuit het oogpunt van de moderne landbouwpraktijk slecht en te nat zijn. Wat betreft het voor komen van de Grutto als broedvogel in Nederland zijn we relatief goed af. Het zwaartepunt van de verspreiding ligt in de Nederland-Noordduitse laagvlakte. Circa 80% van de West- en Middeneuropese populatie broedt in Nederland Door ontwatering, intensivering van het gebruik en maatregelen zoals bemesten, maaien en beregenen, ziet de jaarlijks uit West-Afrika terug kerende Grutto zich voor steeds grotere problemen gesteld. Er zijn aan wijzingen dat Grutto's steeds vroeger in het voorjaar arriveren en tot broeden overgaan. In de praktijk levert dat echter geen langere broed tijd op omdat de activiteiten van het tegenwoordige weidebeheer ook vervroegen in het voorjaar en zelfs soms eerder beginnen dan de Grutto's aankomen. Hierin schuilt één van de grootste bedreigingen van de Grutto stand. De moderne wijze van maaien eist veel slachtoffers onder de jongen. Uit onderzoek is gebleken dat Grutto-kuikens niet of nauwelijks reageren op kettingen die men aan de cyclomaaiers bindt (zgn. wildredden) Het steeds vroeger maaien vormt dus een reëele bedreiging voor de popu latie. In het ergste geval, heeft met geconstateerd dat 80% van de po pulatie van een intensief gebruikt weidegebied het terrein reeds ver laten had voordat de jongen volwassen konden zijn. Zo ontstaan tegen woordig gebieden waar minder dan 50% van de Grutto's één of meer jongen groot weet te brengen. Zoals bij bijna alle levende wezens bestaat er voor de soort de mogelijk heid zich aan veranderende omstandigheden aan te passen. (Darwin: "Sur vival of the fittest")Het is mogelijk dat het vervroegen van de maai- data tot een selectie ten gunste van vroege vogels heeft geleid. Daar mee komt het automatisch steeds vaker voor dat Grutto's in een korte vegetatie beginnen te broeden, terwijl ze vroeger hun nesten in hoog gras verborgen. Dit zou kunnen leiden tot een verruiming van de biotoop keuze van hooiland in de richting van weiland en zelfs in extreme vorm tot broeden op kaal akkerland. Ondanks de aanpassingsmogelijkheden van de soort vinden veranderingen te snel plaats om nieuwe aanpassingen 45

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1986 | | pagina 49