De vragen van de heren Lankhorst en Dijkman beantwoord ik, mede namens mijn ambtgenoot van Defensie, als volgt. 1. en 2. De Koninklijke Marine installeert nieuwe zendapparatuur in het sedert 1952 ter plaatse aanwezige zenderpark; de apparatuur wordt opgesteld in een reeds bestaand, ongeveer zes meter hoog stenen gebouw. De in de vraag genoemde hoogte van veertig meter heeft betrekking op de hoofd- masten van drie antenne-constructies en op de horizontale bedrading; de overige delen van deze constructies zijn veel lager. Om de nieuwe zendantennes te kunnen plaatsen moet ruim 10 are worden vergraven en aan beweiding onttrokken. Een groot deel van het zenderpark blijft evenwel voor de in deze vragen bedoelde beweiding door paarden be schikbaar 5. De kwaliteiten van het onderhavige natuurgebied in zijn totaliteit hebben bijgedragen tot de aanduiding in de Structuurschets Landelijke Gebieden van de Kop van Goeree als gebied met als hoofdfunctie natuur (zone D)deze aanduiding is overgenomen in het Structuurschema Na- tuur- en landschapsbehoud. De plaatsing van de antennes - die berust op een erfdienstbaarheid en uiteraard in overeenstemming is met de planologische bestemming van het betrokken onderdeel van het onderhavige gebied - is uit operationele overwegingen noodzakelijk. De plaatsing geschiedt in dat gedeelte van het terrein waar zich reeds een aantal antennes bevindt. Teneinde echter het verlies aan landschapsschoon en natuurwaarden zo beperkt mogelijk te houden, zullen oude zenderconstructies worden gesloopt. Voorts is voor een onderdeel van de nieuwe constructie een alternatieve locatie in het terrein gevonden, waardoor een waardevolle duinvallei kan worden gespaard DE MINISTER VAN LANDBOUW EN VISSERIJ, (w.g.) G.J.M. Braks. 3. Ja. 4. Ja. 6en 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1986 | | pagina 67