Verloop vestiging en broedseizoen
Vanaf half april zat er een groeiende groep baltsende exemplaren bij
(1) aan de rand van de rietstrook die geleidelijk verder de begroei
ing in schoof. Het kwam hier ook tot een vestiging, maar er was niet
zoveel plaats en het was er erg drassig. Op 5 mei vonden we hier dan
ook slechts 44 nesten, waarbij in sommige een laagje water stond.
Op 2 mei ontstond er een tweede groep iets ten zuidwesten van de eerste
groep en op 3 mei zat er een derde groep meer naar het midden op een
open plek in de rietvegetatie. Beide groepen hadden weinig uitbrei
dingsmogelijkheden en tijdens de regenachtige periode van begin mei
zien we groep (4) ontstaan (vanaf 8 mei)De plaats van vestiging is
de vegetatie van Zilte Rus Juncus gevavddi.) tussen de beide door
Kokmeeuwen bezette rietstroken. Het is hier wat droger en in feite de
meest ideale plaats op Markenje: een open lage begroeiing met aan weers
kanten een beschermende Kokmeeuwkolonie.
Tabel 1.
vestiging
5 mei
17 mei
31 mei
gemid. legselgrootte 28 juni
1
2
3
4
44
550
1
53
1000
400
a) 2200
b) 3175
1,75 n 400
1,64 n 100
a) 1,34 n 1000
b) 1,25 n 3000
Verspreid
nog 167 leg
sels, waarvan
een aantal
overnieuw be
gonnen
Totaal
595
3653
4628
1,40
afgerond op 4700
niets bijgekomen, niet meer geteld, n aantal getelde legsels
Gemiddelde legselgrootte in de afgelopen jaren:
19861
'Ö5I
1 '84|
1 '83|
I '82|
1 '81|
1 '8°l
1 '79
1 '7S
1 '771
1 '?6|
I '75 1
1,40 1
11371
113
11341
11651
11761
11501
1177
1111
ll,481
ll67 1
O
l>
T—1
Heel duidelijk blijkt uit de in tabel 1 samengevatte gegevens dat de
vroegst begonnen vogels het grootste percentage 2-legsels (2 eieren
per nest) heeft.
Naarmate de vogels later in het seizoen beginnen neemt het aantal
2-legsels af tot vrijwel nihil. Uit onderzoek bij meeuwen ("Vogels"
nr. 33 pg. 89-92) is bekend dat de oudste vogels als eerste in het
broedgebied arriveren en eveneens als eerste tot broeden overgaan.
Vanwege een grotere ervaring hebben ze ook meer sukses bij het foera-
geren. Dit sukses is bij oude sterns blijkbaar dusdanig groot dat ze
ondanks een minder gunstige voedselsituatie een groot aantal 2-legsels
kunnen produceren. Dit gezien het gegeven dat de jaarlijkse variatie
in legselgrootte gerelateerd wordt aan de invloed die een krappe voed
selsituatie heeft op de konditie van het vrouwtje (ROOTHBEYERSBERGEN
Heel de natuur was dit voorjaar 1 a 2 weken later dan normaal. Ook bij
HH