buitendijkse gebieden. Wié heeft wat. Het opbouwen van zo'n overzicht vereist nogal wat zorg en inspanning. Het zou wel iets zijn voor zo'n typisch regionale natuur- en landschapsbeschermingsvereniging - daar uit is het heden tenslotte voortgekomen. Ik hoop dat t.z.t. in ver enigingsverband zo'n fotodocumentatie kan worden opgezet. Het spreekt vanzelf dat ik bereid ben om daaraan deel te nemen. Dordrecht, september 1986 ,Ka Overzomerende Rotganzen in het Deltagebied Gedurende de zomer van 1986 zijn er, verdeeld over diverse delen van de OosterscheldeRotganzen te zien geweest. Het overzomeren op deze schaal is nog niet eerder geconstateerd. Meestal zagen we 's zomers soms nog wel een enkele Rotgans maar deze dieren waren meestal op een of andere wijze verwondTijdens deze zomer waren er ook enkele vleugellamme exemplaren. Op meerdere plaatsen waren er kleine groepjes: 3-4 nabij het werkeiland Neeltje Jans, 3 nabij het werkeiland Philipsdam. Losse exemplaren waren er bij de Flaauwers, Zuidhoekinlaag (samen met een vleugellam exemplaar). Alle vogels waren niet juveniele ex. De vraag rijst nu wat voor vogels dit betreft, zijn het volwassen vogels die hun partners hebben verloren? Of zijn het subadulte vogels die de vlieg reis naar Siberië en terug overslaan? Van één vogel werd duidelijk dat hij/zij samen met de partner die vleu gellam was overzomerdeDe verklaring kan dan ook gezocht worden in de partnertrouw bij Rotganzen. Het is bekend dat Rotganzen (evenals vele andere ganzen en zwanen) partners voor het leven zijn. Indien één van de partners dus om welke reden dan ook wegvalt zal de overgebleven vogel een nieuwe partner moeten zoeken. Of dit lukt zal afhankelijk zijn van het tijdstip in het seizoen; vlak voor het vertrek naar de broedgebieden zal er eigenlijk weinig tijd zijn om aan paarvorming te doen. De vogels moeten dan heel snel een enorme vetvoorraad opbouwen om de oversteek naar Siberië te overleven. De alhier overzomerende exemplaren zouden dus hun partners vlak voor het vertrek naar de broedgebieden hebben verloren. De tweede hypothese (subadulte vogels) is nog moeilijk uit te zoeken onder de overzomeren de vogels bevonden zich geen exemplaren met kleurringen. Beide veronder stellingen zijn slechts gissingen, een duidelijk beeld kunnen we pas gaan vormen indien we vogels met (kleur)ringen zien. Van deze vogels kennen we (vooral bij de kleurringers) de levensloop en leeftijd. Een ieder die nog waarnemingen van Rotganzen heeft uit deze zomer kan deze aan mij doorgeven. [89]

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1986 | | pagina 93