egalisatie hebben waarschijnlijk slechts kleine
aantallen Veldleeuweriken en Graspiepers succes
vol gebroed.
Tabel 2: Werkeilanden
Gebied (fig. 2)
1
2
Bergeend
2-3
Wilde Eend
1
1
Scholekster
75-85
22-25
Bontbekplevier
6-7
Strandplevier
5-6
Kievit
2
1
Stormmeeuw
13-16
8-10
Kleine Mantelmeeuw
7-10
70-80
Zilvermeeuw
450-500
490-515
Visdief
20
Dwergstern
60m
Veldleeuwerik
X
X
Graspieper
X
X
Witte Kwikstaart
6-7
Rouwkwikstaart
1
Zwarte Roodstaart
6-7
Kneu
X
1
(m) mislukt broedgeval; (x) broedvogel
Fig. 2. Werkeilan
den
(1) Neeltje Jans
(2) Roggenpiaat
Zilte gebieden
In het broedvogeloverzicht van 1985 missen we
nog enkele inlagen en karrevelden, zodat we bij be
paalde soorten niet wisten of er sprake was van
verschuiving of achteruitgang. We kunnen ons
voor 1986 gelukkig prijzen voor wat deze categorie
betreft, want deze geeft een totaal beeld van alle
inlagen en karrevelden op Schouwen-Duiveland.
Beginnen we nu met de inlagen, dan zien we in het
overzicht dat de Flaauwers inlaag en de Weevers
inlaag gescheiden zijn. Enkele interessante ont
wikkelingen in deze twee inlagen zijn o.a. de toe
name van de Krakeend van in 1985 twee paar tot
nu respectievelijk één en drie paar. Het verdwijnen
van de Zomertaling is zeker niet vreemd, daar deze
zilte omgeving niet echt geschikt is voor deze
soort. De toename van het Visdiefje van 40 paar
in 1985 'ot 80 paar nu, is een tendens die zich op
meerdere plaatsen op Schouwen-Duiveland waar
laat nemen. De Kokmeeuw heeft inmiddels pok
met 9 paar de spuiboezem ontdekt. Dit heeft
waarschijnlijk te maken met overbevolking op het
eilandje in de Flaauwers inlaag. De werkzaamhe
den op het grote eiland in de Flaauwers hebben
nog niet het verwachtte resultaat opgeleverd, waar
schijnlijk is het open karakter van het eiland nog
niet zodanig dat soorten als de Grote Stern en de
Dwergstern hier als broedvogel terugkeren. De Su-
zanna en de Cauwers inlaag zijn dit jaar ook geïn
ventariseerd. In de Cauwers inlaag zien we ten op
zichte van het broedvogeloverzicht van 1984
stabilisatie van de Kokmeeuw tussen 400 en 440
paar. Voor het Visdiefje geldt in deze inlaag een
toename met maar liefst 85 procent van 50 tot 93
paar. Bijzonder positieve ontwikkelingen dus.
Springen we nu over naar de Koudekerkse inlaag
dan zien we voor een typische broedvogel als de
Kluut een toename van 50 paar in 1985 tot 71 paar
in 1986. Ook deze tendens is op meerdere plaatsen
op Schouwen-Duiveland waarneembaar. De Kluut
is een vogel van een dynamisch milieu. Dit heeft
tot gevolg dat er enorme verschuivingen plaats
kunnen vinden in de keuze van het broedgebied
(Meininger, 1986). Of hier sprake is van een
algemene vooruitgang of van een verschuiving
binnen de Delta is bij het ter perse gaan nog niet
duidelijk.
Na de teruggang van de Kokmeeuw in deze inlaag
tot 20 paar in 1985 is er dit jaar een herstel opge
treden tot 72 paar. Een minder positief geluid
geeft de Zuidhoek inlaag, waar we een achteruit
gang constateren van de Noordse Stern van 12 tot
13 paar in 1985 tot 10 paar in dit jaar. Waar we
voor andere soorten een grote vooruitgang boe
ken, zien we voor deze inlaag een stilstand of ach
teruitgang. Maar dat is gezien de overlast door
mensen, in de vorm van zeekraalsnijders en eierra-
pers, zeker niet vreemd. Deze overlast is ook in de
inlaag Havenhoofd waargenomen. Hier is dan ook
een halvering van het aantal broedparen van de
Strandplevier van 20 paar in 1985 tot 10 paar in dit
jaar het gevolg van. Verlaten we nu de inlagen en
gaan we naar de Prunje, dan zien we in de tabel
dat dit gebied de kroon spant voor wat betreft het
aantal broedparen van de Grutto op Schouwen-
Duiveland.
9