De op Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee inheemse Pijlstaartvlinders Jan Meerman Inleiding Mijn eerste serieuze kennismaking met een Pijlstaartvlinder zal inmiddels zo'n 15 jaar geleden plaatsge vonden hebben. Ik kreeg toen van wijlen J. P. C. Boot „de vlinderman van Schouwen-Duiveland", een klein aantal eieren van de Lindepijlstaart cadeau. Uit deze eitjes groeiden niet alleen rupsen op, maar ook een hobby die, niet in het minst dankzij de inspiratie en aanmoediging die van de heer Boot uitging, steeds professioneler vormen aan ging nemen. Uiteindelijk resulteerde deze belangstelling zich, onlangs, in de Wetenschappelijke Mededeling (KNNV) „de Nederlandse Pijlstaartvlinders", (Meerman, 1987). Helaas mocht de heer Boot de verschijning van dit drukwerkje niet meer meemaken, daarom zou ik dit overzicht van de Pijlstaartvlinders van Schouwen-Duiveland dan ook postuum aan hem willen op dragen. Ter vergelijking en ten behoeve van de Sterna lezers op Goeree-Overflakkee wordt ook de Pijlstaartvlin- derfauna van Goeree-Overflakkee besproken. Onderzoek Het is niet voor het eerst dat in Sterna over Pijlstaartvlinders verslag wordt gedaan (Boot, 1974). Mede daarom meen ik hier af te kunnen zien van een algemene inleiding over deze vlinders. Van de 11 in Nederland inheemse soorten komen er in het hier behandelde gebied slechts 7 voor. Dit betrekkelijk geringe aantal is niet terug te voeren op een slechte bemonstering van het gebied. Voor al Schouwen is mede dankzij de jarenlange nauw gezette waarnemingen van J. P. C. Boot en de in middels eveneens overleden W. J. Boer-Leffef zeer goed onderzocht. Ook Goeree-Overflakkee is, en dan met name door de aktiviteiten van K. J. Huis man, voor een deel zeer goed onderzocht. Alleen de oostelijke delen van beide (schier)eilanden zijn minder goed bemonsterd. Het ontbreken van de 4 resterende soorten moet dan ook geheel geweten worden aan het feit dat de voor deze soorten ge schikte biotopen op onze eilanden ontbreken. Weliswaar vermeldt Boer-Leffef (1980) één van de ze soorten, namelijk de Glasvleugelpijlstaart (He inaris fuciformis) van de Vroongronden op Schou wen, maar volgens Boot (Pers.med.) berust deze melding op een foutieve waarneming, hetgeen zeer aannemelijk is omdat deze soort ook elders in het Deltagebied nergens voorkomt. Van een tweede soort, de Walstropijlstaart (Hyles gallii), zijn wel betrouwbare meldingen uit het gebied bekend. Bij deze meldingen handelt het echter telkens om indi viduele zwervers. Van een binnen het hier bespro ken gebied inheems zijn, is hierbij dus geen sprake. Soortbespreking De Ligusterpijlstaart (Sphinx ligustri), is landelijk een tamelijk algemene soort. Ook voor onze eilan den gaat dit op. Uit de kaartjes wordt evenwel dui delijk dat het zwaartepunt van zijn verspreiding in de westelijke delen van de eilanden ligt. Mogelijk is deze soort van nature een duinbewoner, alwaar zijn rups op de daar van nature voorkomende Wil de Liguster (Ligustrum vulgare) leeft. Daar de rups echter ook verschillende door de mens aange- Klein avondrood (Deilephila porcellus) voor de bloem van een Gele Lis. Tekening: Neeltje Meerman, naar een dia van J. P. C. Boot. 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1987 | | pagina 16