plante bomen en struiken zoals Es (Fraxinus exel- cior), Haagliguster (Ligustrum ovalifolium), Chi nees klokje (Forsythia sp.), Sering (Syringa sp.) en Spiraea (Spiraea sp.) als voedsel accepteert, dringt de soort vanuit de duinen ook verder in de polders door. De enorm grote rups is groen met 7 opval lende schuine strepen die paars/zwart met wit van kleur zijn. De Dennepijlstaart (Sphinx pinastri) is eveneens een in Nederland algemene soort. Op onze eilan den echter is hij alleen van Schouwen bekend, en dan nog in kleine aantallen. Oorzaak is natuurlijk dat deze soort in zijn voorkomen afhankelijk is van de voedselplant van de rups, Den (Pinus sp.). En dennebossen van enige betekenis komen nu al leen in de duinstreek voor. De rups heeft witte en groene lengtestrepen en is daarmee uitstekend gecamoufleerd tussen de den- nenaalden. De Lindepijlstaart (Mimas tilae) welke landelijk vrij schaars is, is bij ons blijkens de kaartjes geen typische duinsoort, want ook in de polders is deze soort naar verhouding goed vertegenwoordigd. Overigens bestaat van deze soort het vermoeden dat ze langzaam maar zeker steeds zeldzamer wordt. Dit waarschijnlijk onder invloed van de luchtvervuiling. De rupsen leven vooral op Linde (Tilia sp.) en lep (Uhnus sp.). De groene rups is ge makkelijk van die van andere soorten te herken nen aan het oranjekleurige wratje juist onder het hoorntje. De Pauwoogpijlstaart (Smerinthus ocellatus) is landelijk een zeer algemene soort, dit geheel in overeenstemming met de status van deze soort op onze eilanden. De rups leeft vooral op Wilg (Salix sp.) maar ook wel op Populier (Populus sp.) en Appel (Malus sp.). Het hoorntje van de overigens groene rups is blauw. De Populierepijlstaart (Laothoe populi) is zowel bij ons als landelijk gezien de meest algemene soort. Zoals de naam al aangeeft, leeft de rups met name op Populier (Populus sp.), maar ook wel op Wilg (Salix sp.). Het hoorntje van de groene rups is geel. Het Avondrood (Deilephila elpenor) welke lande lijk gezien zeer algemeen is, is op onze eilanden opvallend schaars. Met name in de toch zo goed onderzochte duinstreek komt de soort slechts met een opmerkelijk gering aantal waarnemingen voor de dag. Ook in de poldergebieden is de soort niet bepaald algemeen te noemen, al voelt hij zich hier duidelijk beter thuis dan in de duinen. Dit lokale beeld sluit overigens aan bij het landelijke. Deze soort mijdt duidelijk de kuststrook. De groene of bruine rups heeft een paar „nepogen" op de voor ste lichaamssegmenten en leeft voornamelijk op het Knikkend wilgenroosje (Chamerion angunsti- folium), maar ook wel op Walstro (Galium sp.) en in tuinen op Fuchsia's (Fuchsia sp.). Het Klein avondrood (Deilephila porcellus) is in tegenstelling tot de vorige soort een typisch duin- dier, ook landelijk gezien. Het is dan ook niet ver wonderlijk dat deze soort juist in de westelijke de len van onze eilanden goed vertegenwoordigd is. Overigens duikt deze soort ook wel op langs pol derdijken. De rups die afgezien van het totaal ont breken van een hoorntje niet te onderscheiden is van die van de vorige soort, is uitermate gevoelig voor stagnerend water, en komt dan ook alleen daar voor waar het regenwater direct wegzakt (zandgrond in de duinen) of wegloopt (dijkhellin gen). De rups leeft uitsluitend op Walstro (Galium sp.) en dan waarschijnlijk vooral op Echt walstro (Galium verum). Bloemrijke binnendijken met een rijk voorkomen van Echt Walstro (Ga lium verumzoals deze dijk bij Noordgouwe vormen een goede bio toop voor het Klein Avondrood. Foto: Tineke Bootnsma. 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1987 | | pagina 17