snip. Achteruit gingen soorten als Dodaars, Berg eend, Wintertaling, Waterhoen en Paapje. Als oor zaken voor de teruggang vermeldt het boek de toe genomen recreatie en de verdroging van het duin gebied door de toenemende wateronttrekking, voor een deel trouwens ook ten behoeve van de grote aantallen bezoekers van de campings en de huisjesterreinen in het vakantieseizoen. Open duinvogels Deze groep vogels, die het meest karakteristiek voor de duinen is, heeft de grootste klappen ge had. Van de 25 regelmatige broedvogels uit deze groep is er 1 nieuwkomer (de Roodborsttapuit) en zijn er 4 vooruitgegaan (Fazant, Storm-, Kleine Mantel- en Zilvermeeuw). Daartegenover staan maar liefst 15 soorten (60%) die zijn achteruitge gaan of verdwenen. Achteruit gingen de typische weidevogels van het open duin, die waren aange wezen op vochtige graslanden, zoals Scholekster, Kievit, Tureluur en Wulp. Oorzaak: de al genoem de verdroging van het gebied. Geheel verdwenen is de Grutto en een aantal soorten die voorkwamen in weinig door mensen bezochte gebieden met gro te oppervlakten stuivende en schaars begroeide duinen, zoals Kluut, Griel, Strand-, Bontbek- en Kleine Plevier, Visdiel', Dwergstern en Oeverzwa luw. Door de opkomst van de (strand-)recreatie is de voor deze soorten noodzakelijke rust verdwe nen, en door het grootschalig vastleggen en met naaldhout inplanten van de duinen zijn andere ge schikte plekken verdwenen of konden deze niet meer nieuw ontstaan. Ook het steeds meer dicht groeien van het terrein met struwelen speelt een rol. Vogels van struwelen, bosranden en half-open terreinen Struwelen hebben in de Schouwse duinen, evenals elders in de duinen van het deltagebied, altijd al een belangrijk deel van de vegetatie uitgemaakt. Hierin is weinig verandering gekomen, en we zien dan ook dat 13 van de 18 soorten regelmatige broedvogels uit deze groep gelijk zijn gebleven. Verdwenen is de Geelgors, die vroeger zeer talrijk was in het hele onderzoeksgebied, maar de oor zaak hiervoor ligt niet in veranderingen in het duinterrein. Achteruitgegaan zijn een aantal soor ten die vroeger vooral voorkwamen in de inmid dels grotendeels verdwenen boomgaarden in het binnenduin, zoals de Putter. Bosvogels De bosvogels gaat het nog het meest voor de wind, dankzij de aanplant en het uitgroeien van bossen en het voor vogels gunstiger bosbeheer. In deze groep vinden we de grootste toename, waarbij het gaat om soorten als Holenduif, Grote Bonte Specht, Spotvogel, Zwartkop, en, dankzij de ver minderde jachtdruk, Ekster, Kauw en Zwarte Kraai. Nieuw zijn de Zwarte Mees in de dennen plantages en de Goudvink, die zijn areaal in Ne derland in westelijke richting heeft uitgebreid. Beter beheer noodzakelijk Als we alles op een rijtje zetten zien we de balans duidelijk negatief uitslaan. Door verdroging, vast legging, bosaanplant, het dichtgroeien van het open duin en de toegenomen verontrusting door de recreatie is een groot aantal soorten achteruit gegaan of inmiddels al verdwenen. De gekonsta- teerde vooruitgang van een aantal soorten komt voor een groot deel op rekening van 'spontane' areaaluitbreiding van soorten, het kustmatig ont staan of uitbreiden van het biotoop (dennenbos sen) en een verminderde bestrijding (meeuwen en kraaiachtigen). Ondanks alles zijn de Schouwse duinen nog steeds een zeer belangrijk vogelgebied. Soorten als Steen uil, Zomertaling, Paapje, Wielewaal, Grauwe Klauwier en Kleine Barmsijs komen er nog ieder jaar tot broeden. Incidenteel broeden er zelfs soor ten als Sperwer, Boomvalk, Velduil, Nachtzwaluw, Cetti's Zanger en Europese Kanarie. Om te voor komen dat de huidige betekenis van het Schouwse duingebied voor vogels nog verder vermindert en in de hoop dat misschien weer iets van het verlies kan worden tenietgedaan, zal echter een verstan dig beheer moeten (gaan) worden gevoerd. Een te rughoudend recreatiebeleid, het beperken van de waterwinning, overgaan op een meer dynamisch duinbeheer (minder inplanten, weer laten stuiven), stoppen van de jacht en een zo natuurlijk mogelijk bosbeheer moeten hierin belangrijke elementen vormen. Wat betreft het gemeentelijk en provinciaal beleid inzake de recreatie is er weinig reden voor opti misme. Nog steeds wordt getracht een verdere ont wikkeling te stimuleren, zeker nu de provincie sinds enkele jaren het uitgangspunt „de kust is vol" weer heeft verlaten, zogenaamd onder druk van de economische recessie. 59

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1987 | | pagina 13