De verspreiding van de Huiszwaluw
op Schouwen-Duiveland in 1986 en 1987
'g F
Karei Leeft ink en Jan-Willem Vergeer
inleiding en gevolgde methodiek
In de periode 13 tot en met 26 juli 1986 hebben wij
vrijwel alle woonkernen op Schouwen-Duiveland
op bewoonde Huiszwaluwnesten onderzocht.
Daarnaast werd een groot gedeelte van het polder
en duingebied bezocht. Een aantal gebieden, waar
het broeden van de Huiszwaluw onwaarschijnlijk
is (bossen en het buitenduin) is niet volledig on
derzocht, terwijl het onderzoek in het polderland
enige hiaten vertoont. Met name in het laatste ge
bied zouden nog wat nesten gemist kunnen zijn.
In totaal is ca. 62% van Schouwen- Duiveland
geteld.
Doordat de nesten van de Huiszwaluw over het al
gemeen aan woonhuizen, boerderijen en boere-
schuren gevestigd zijn, werd in vrijwel alle gevallen
aangebeld om toestemming tot het betreden van
het perceel te verkrijgen; bovendien werd op deze
wijze vaak waardevolle aanvullende informatie
over het voorkomen van de soort verzameld. In
een regionaal advertentieblad (Ons Eiland) werd
de voorgenomen telling aangekondigd: ca. 15
mensen reageerden telefonisch met het doorgeven
van hen bekende Huiszwaluw-nesten; deze gege
vens werden uiteraard door ons gecontroleerd.
Het tellen van de nesten geschiedde in de woonker
nen te voet; in de polder werd met de auto of fiets
van boerderij naar boerderij gereden. Hoewel de
telperiode slechts twee weken omvatte - overigens
in de meest geschikte inventarisatietijd (Hustings
et al 1985) - is daarnaast uiteraard dankbaar ge
bruik gemaakt van aanvullende gegevens van bui
ten de genoemde periode. Het bleek, dat ook tij
dens en na de inventarisatie zich hier en daar nog
Huiszwaluwen als broedvogel vestigden (o.a. te El-
lemeet).
De telling was in de eerste plaats bedoeld om een
indruk te krijgen van het aantal bewoonde nesten;
voorts werd gelet op niet-bewoonde dan wel door
Huismussen of andere vogelsoorten gekraakte
nesten, op sporen, die op een voormalig voorko
men van de soort wezen en op de voorkeur van de
soort voor bepaalde „woonruimten". Een groot
gedeelte van onze bevindingen zijn ook in dit ver
slag opgenomen.
Evenals in 1986 hebben we ook in 1987 weer een
groot gedeelte van Schouwen-Duiveland op be
woonde nesten van de Huiszwaluw onderzocht.
Vrijwel alle kernen werden geteld en tevens werden
de „grote" kolonies bezocht. Hieruit bleek, dat de
telling van vorig jaar - hoewel over het algemeen
tamelijk accuraat - toch enige lacunes vertoonde:
er werden enkele „nieuwe" vestigingen ontdekt.
Of het hierbij werkelijk om nieuwe broedplaatsen
gaat, is - gezien de drastische achteruitgang van de
soort op het eiland - niet erg waarschijnlijk. Ver
moedelijk zijn ze bij de vorige telling over het
hoofd gezien.
Aantallen en achteruitgang
De Huiszwaluw broedt in vrijwel geheel Neder
land. De stand werd door Philippona (1974) aan
hel einde van de jaren zestig op 71.000-103.000 ge
schat; voor de periode 1973-1978 bepaalde hij
(in Teixeira 1979) de broedpopulatie op ongeveer
77.000 paar.
Zeer hoge dichtheden werden in Zeeland bereikt;
Philippona voegt eraan toe, dat de aantallen in
Zeeland van noord naar zuid toenemen. In Zee
land broedde toen naar schatting 8.000-16.000
paar, hoewel ook toen reeds een achteruitgang
vastgesteld werd (Meininger 1977).
Recentelijk is onderzoek gedaan naar de popu
latiegrootte van de soort op Walcheren en in
Zeeuws-Vlaanderen. Op Walcheren broedde in
1982 700-800 paar (van Noordwijk 1982). In West
Zeeuws-Vlaanderen bleek, dat van de ca. 4.000
broedpaar aan het einde van de jaren zestig in
1985 nog ca. 1.900 paar over waren (Marteyn et al
1986).
Van Schouwen-Duiveland zijn uit het verleden
weinig gegevens omtrent het voorkomen van de
Huiszwaluw bekend. Afgezien van enkele inciden
tele plaatselijke tellingen zijn eigenlijk alleen de
gegevens van Philippona (1966-1969) en Meininger
(juli 1974) van belang als vergelijkingsmateriaal.
61