Heikikker en Zandhagedis op Schouwen Wim van Wijngaarden Over het voorkomen van amfibieën en reptielen (samen ook wel de herpetofauna genoemd) van Schou- wen-Duiveland zijn weinig recente gegevens bekend. Ook in de Sterna is nauwelijks aandacht aan deze diergroepen besteed. Hoe onvolledig de kennis is, blijkt duidelijk uit het verspreidingskaartje van de Rugstreeppad uit de Atlas van de Nederlandse Amfibieën en Reptielen (1986). Wie tijdens de paartijd (april, mei) op een liefst wat warme en windstille avond gaat luisteren in de buurt van inlagen, sloten of poelen, kan overal op het eiland het verdragende geluid van koren rugstreeppadden horen. Daarbij maakt het voor deze soort niet uit of het water zoet, brak of zelfs bijna zout is. Toch is het aantal vermeldin gen, zeker na 1970 gering. Ook van andere delen van Zeeland is de kennis van de herpetofauna erg onvolledig. Daarom werd eind 1986 de Herpetologische Studiegroep Zee land opgericht, die zich in eerste instantie tot doel stelt een goed beeld van de verspreiding van de ver schillende soorten in de provincie te krijgen. In middels is ook op Schouwen-Duiveland hiermee een begin gemaakt. Voor dit soort projecten is de medewerking van veel veldwaarnemers heel belangrijk. Die mede werking kan variëren van het systematisch inten sief doorzoeken van gebieden, tot het doorgeven van losse (incidentele) waarnemingen. Om te il lustreren dat gericht zoeken, maar ook toevallige vondsten, interessante gegevens kunnen opleveren, wil ik op twee soorten ingaan, waarvan recent nieuwe waarnemingen zijn gedaan: de Heikikker en de Zand (of Duin-)hagedis. De Heikikker Tijdens het vegetatie-onderzoek van de Provincia le Planologische Dienst voor Zeeland werd in 1986 op de vroongronden bij Haamstede een kikker ge zien, die sterk deed denken aan een Heikikker. De ze soort was van vroeger wel bekend van de Kop van Schouwen, maar al tientallen jaren niet meer waargenomen. Omdat het dier ontsnapte vóór het goed bekeken kon worden, is in het voorjaar van 1987 in dit gebied gericht gezocht. Probleem hierbij is dat deze soort een inwendige kwaakblaas heeft, waardoor de paarroep zeer zacht is en vaak maar enkele meters ver draagt. Het is dus nauwelijks mogelijk een Heikikker op het gehoor te lokaliseren. Door echter systema Verspreiding Rugstreeppad volgens Atlas (1986) -- waarneming vóór 1970 - waarneming 1970-1984 tisch poeltjes af te zoeken is vastgesteld dat deze soort in behoorlijke aantallen is aan te treffen, en zich blijkens de gevonden larven en jonge dieren ook voortplant. Het voorkomen van de Heikikker op Schouwen is een geïsoleerde voorpost aan de uiterste zuid westrand van het areaal. Het is een soort die in ons land en daarbuiten ernstig bedreigd is en snel ach teruit gaat. Daarbij speelt bemesting en verzuring waarschijnlijk een grote rol. Deze kikker is vooral bekend uit heide- en veengebieden, en het is opval lend dat de enkele vindplaatsen van planten als Struikhei, Dophei, Veenpluis en Veenmos zich in de naaste omgeving bevinden. Door oecologisch onderzoek aan juist de geïso leerde populaties als op Schouwen, kan men veel te weten komen over de eisen die een soort stelt aan zijn omgeving. Misschien kan dit meehelpen om de achteruitgang van deze soort ook elders te stoppen. 66

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1987 | | pagina 20