Jonge Koolmees, zoals deze, staat bij sommige Eksters op de menukaart. FotoHenk Harmsen.
Uit vele buitenlandse onderzoeken is gebleken,
dat het voedsel van jonge Eksters voornamelijk
uit insekten bestaat. Samenvattend mogen we
konkluderen, dat, hoewel de Ekster plaatselijk
grote aantallen jonge vogels en eieren eet, insek
ten de belangrijkste voedselbron vormen, en de
soort nooit als enige faktor verantwoordelijk ge
steld kan worden voor de achteruitgang van be
paalde zangvogelsoorten.
Zoals reeds eerder gemeld is er nog geen onder
zoek gedaan naar de voedselkeuze van de Ekster
in de Schouwse duinen. Toch lijkt er geen direkt
verband te bestaan tussen de populatiegrootte van
zangvogels en die van de Ekster.
Op verzoek van Natuurmonumenten wordt door
leden van de VWG Schouwen-Duiveland een vijf
jarig onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van
de broedvogelstand in het Zeepe. Daaruit is tot nu
toe gebleken, dat de grootte van veel zangvogel
populaties sterk aan schommelingen onderhevig is
en van jaar tot jaar sterk uiteenlopen kan: de
stand van de Fitis liep terug van 80-102 territoria
in 1984 tot 79-89 territoria in 1985, en liep vervol
gens in 1986 weer op tot 123-136 territoria. Een
zelfde beeld - zij het op kleinere schaal - vertoon
den Kneu, Merel en Koolmees, soorten die in de
literatuur vaak als slachtoffer van de Ekster wor
den genoemd. De stand van de Ekster is in de loop
van het onderzoek gegroeid van 7-11 paar (1984)
tot 13-17 paar (1986). Ondanks deze toename zijn
de aantallen Merels, Koolmezen en Kneutjes vrij
wel gelijk gebleven, terwijl die van de Fitis sterk
schommelen. Een periode van drie broedseizoe-
nen is wellicht te kort om een duidelijke lijn te
kunnen vaststellen, maar vooralsnog lijkt de kon-
klusie gerechtvaardigd, dat de toename van de
eksterpopulatie in het Zeepe de zangvogelstand
daar niet wezenlijk beïnvloedt.
Het broedsucces van de Houtduif wordt in som
mige streken wèl sterk bepaald door het voorko
men van kraai-achtigen (Glutz von Blotzheim
1980); in hoeverre dat ook het geval is in het Zee
pe, waar de houtduivenpopulatie terugliep van 31-
37 paar in 1984 tot 24-29 paar in 1986, verdient
nader onderzoek.
De Ekster en de jacht
De schade, die de Ekster aan de (zang)vogelstand
toebrengt, is relatief gezien gering. Zij is boven
dien sterk afhankelijk van de plaatselijke situatie
en de tijd van het jaar. Nesten zijn aan het begin
van het broedseizoen - wanneer de bomen nog niet
in blad staan - duidelijk zichtbaar en worden dan
ook eerder opgemerkt en verstoord dan nesten, die
83