De Wenteltrap Gijs van den Ende Van de vele schelpensoorten die men op het Schouwse strand kan vinden is het Wenteltrapje (Epitonium clathrus) wel één van de mooiste. De Wenteltrap is een gastropode behorend tot de subklasse der Proso- branchia en wordt daarin ingedeeld in de familie der Epitoniacea. Door de karakteristieke vorm en sculptuur van de schelp is een Wenteltrap niet te verwarren met andere soorten (behalve verwanten uit dezelfde familie die ik niet ken van Schouwse vindplaatsen). Aangespoelde huisjes van de Wenteltrap zijn altijd leeg. Levende exemplaren vindt men zelden op het strand, deze voelen zich beter thuis in diep water (5 tot 70 meter) waar ze de voorkeur geven aan zand- en slikbodems. Over de levenswijze van de Wenteltrap is vrij weinig bekend. De dieren zijn carnivoor; er is waargenomen dat ze zich met o.a. anemonen voeden. Wenteltrapjes zijn hermafro diet en veranderen ieder jaar van geslacht, men vermoedt dat de dieren zich in de voorzomer voortplanten en dan eieren afzetten. Opmerkelijk is dat een Wenteltrap net als sommige andere mol- lusken (inktvissen) in staat is om bij dreigend ge vaar een donkergekleurde stof af te scheiden die een belager in verwarring moet brengen. Opvallend bij het zoeken naar Wenteltrapjes is dat men ze soms vrij massaal kan vinden (tot 40 ex. per km) en een andere keer onder ogenschijnlijk gelijke omstandigheden bijna niet. Na een periode met aanhoudende oostenwind is de kans op Wen teltrappen het grootst, de beste plaatsen om te zoe ken zijn gruisbankjes met veen erin. Mij is opge vallen dat de aanwezigheid van veel Tepelhoorns (Lunatia catena) meestal een aanwijzing is voor re latief veel Wenteltrappen. Het najaar en de winter blijken de beste jaargetijden, hoewel ik ook 's zo- Literatuur ENTROP B. 1959. Schelpen vinden en herkennen. Zutphen. FRETTER V. and GRAHAM A. 1982. The prosobranch molluscs of Britain and Denmark. Reading. STEP E. 1960. Shell life. London. V/pnteltrcupje-s (ix) mers wel eens meer dan twintig huisjes op één dag vond. Het zou interessant zijn om wenteltrap vondsten van het Schouwse strand eens over een bepaalde periode te registreren om te onderzoeken of er verbanden zijn met windrichting, zeewater temperatuur, jaargetijde e.d. Overigens blijkt uit eigen waarnemingen dat het Wenteltrapje de laat ste jaren zeldzamer is geworden, misschien ook wel een gevolg van de slechter wordende kwaliteit van het Noordzeewater. lepel hoorn (ik) 30 40 50 60 70 80 90 00 uo Wenteltrapjes; maatverdeling liniaal in mm. Foto: Gijs van den Ende.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1987 | | pagina 18