minder dan de toen 18-jarige Victor Westhoff merkte in Amoeba in 1935 op: „Hier zijn ook de zoetste binnenduinen zouterig" en hij schreef over „zoutplanten, waar 't helemaal niet te pas komt". Westhoff zal bij het beschrijven van de versprei- dingsgegevens van de plant in de Flora Neerlandi ca ongetwijfeld aan de vindplaats in zijn jeugd in het Schouwse binnenduin hebben gedacht, wan neer hij van de aanwezigheid van de soort op de vroongronden melding maakt, maar geen ecologi sche verklaring geeft. De groeiplaats op Goeree vertoont sterke gelijke nis met die op Schouwen. Ook hier geen zeewater „sinds mensenheugenis" en geen andere sporen die duiden op een vroegere aanwezigheid van de zee. Een ecologische benadering Zowel op Goeree als op Schouwen groeit Zeerus in voorheen vochtige valleien of slenken die ooit door uitstuiving zijn ontstaan. In recente tijd zijn de binnenduinen verdroogd en is de eeuwenlange begrazing door rundvee gestopt, waardoor de ve getatie is verruigd en verarmd en tal van karakte ristieke plantensoorten zijn verdwenen (Beijers- bergen et al., 1982 en 1983). Van Goeree weten we door het onderzoek van Weevers (1920, 1940) hoe de vegetatie in de slenken er nog tot halverwege deze eeuw heeft uitgezien, door de recente karte ring van Westinga en Van Wijngaarden (1985) we ten we wat er nog van over is. Samen geeft het ons Fig. 1. De verspreiding van Zeerus (Juncus maritimus) en Knopbies (Schoenus nigricansin de slenken van de Middelduinen op Goeree. een beeld van een eertijds rijke vegetatie van duin valleien verwant aan het Knopbiesverbond met soorten als Slanke Duingentiaan (Gentianella amareüa), Teer Guichelheil (AnagaUis tenella), Vlozegge (Carex pulicaris), Moeraswespenorchis (Epipactis palusiris) en Parnassia (Parnassia pa- lustris). Zeer opmerkelijk is het, ook nu nog, uit gebreid voorkomen van de in het zuidwesten van ons land uiterst zeldzame Knopbies zelf in de „zeerusslenk" langs de noordkant van de Middel duinen. Het is bij uitstek een soort die vitaal en met forse horsten vegetatievormend optreedt in jonge vochtige, primaire - dus van oorsprong zilte! - valleien. In de Middelduinen moet het dan gaan om oudere, zure valleien, die ooit onder invloed van het zeewater zijn verjongd. Als dit juist is, is aan de hand van het voorkomen van Knopbies zelfs aan te geven tot hoever ooit de slenken in de Middelduinen vanuit het noorden met zeewater zijn ingelopen (figuur 1). Bedenken we daarbij dat bovendien de twee andere groeiplaatsen op Goeree beide in recente tijd zijn ontstaan in oudere, ont- kalkte valleien die in 1953 met zout water zijn overspoeld (Westhoofd, Preekhil), dan lijkt het er op dat niet alleen Zeerus maar ook Knopbies iets over het zilte verleden van de noordelijke slenken in de Middelduinen zou kunnen vertellen. De zeld- 90

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1987 | | pagina 20