ilyt, dal van zee naar de binnenduinen hebben wij nog op ons programma, liefst bij hoge vloed, zodat we kunnen zien hoe zee en land samen het land schapsbeeld bepalen. In onze tijd is het kustlandschap verstard en bijna onherkenbaar veranderd. Die veranderingen zijn op zich niet erg, ook vroeger was dat zo. De zee wiste toen hele landschappen uit. Maar die zelfde zee zorgde ook weer voor iets nieuws, dat door wind, zand en planten verder werd opgebouwd. Vandaag is de mens in het duin niet meer één van de elementen van toen, maar absolute heerser. De elementen krijgen veel minder kans. Een kustland schap met natuurarme naaldhoutplantages, saaie helmcultures, doolhoven van rijshout, ontsierende graverijen en een harde grens tussen water en land is wat over blijft. De natuurlijke dynamiek, die zo eigen is aan het duin en waarin opbouw en af braak elkaar afwisselen, mag niet meer. Het land schap moet zo blijven liggen. Een winter zonder lente. Dat is het ergste. Uitnodiging aan de lezer Sinds 1984 zijn de schrijvers van dit artikel met elkaar in discussie over het voorkomen van Zeerus in de Schouwse binnenduinen. Uitdrukkelijk wordt de lezer uitgenodigd te reageren op deze voorlopige publicatie waarin op een ongewone manier naar verklaringen wordt gezocht van het voorkomen van planten 'op plaatsen waar ze helemaal niet thuishoren'. Literatuur en bronnen 1. A. A. BEEKMAN. Het dijk- en waterschapsrecht in Nederland vóór 1795. 2 dln. Den Haag, 1905, 1907, blz. 575. la. F. BEEKMAN. De binnenduinen van Zuidwest-Nederland. Tilburg, 1983. Scriptie. 2. J. BE1JERSBERGEN, J. VERMUË EN W. VAN WIJNGAARDEN. De verarming van de plantengroei in de duinen van Goeree. Duin 1982, 5 3-10. 3. J. BEIJERSBERGEN, J. VERMUË EN G. J. SLOB. De verarming van de plantengroei in de duinen van Schou wen. Sterna 1983, 27 8-21. 4. C. VAN DORP. Valleivegetaties van de binnenduinen van Schouwen. Middelburg, 1982. Provinciale Waterstaat in Zeeland (rapport). 5. KONINKLIJKE NEDERLANDSE BOTANISCHE VERENIGING. Flora Neerlandica. Deel I, 6. Juncaceae. Amterdam, 1964. 6. A. J. F. FOKKER. Schouwen van 1600-1900. Zierikzee, 1908, blz. 331, 634. 7. M. K. E. GOTTSCHALK. Stormvloeden en rivieroverstromingen in Nederland, II de periode 1400-1600, Assen, 1975, blz. 706. 8. TH. WEEVERS. De plantengroei van het eiland Goeree in verband met zijn bodem en geschiedenis. Nederlands Kruidkundig Archief, 1920, 80-139. 9. TH. WEEVERS. De flora van Goeree en Overflakkee dynamisch beschouwd. Nederlands Kruidkundig Archief, 1940 50, 285-355. 10. V. WESTHOFF. Schouwen Amoeba, 1935. 11. E. WESTINGA EN W. VAN WIJNGAARDEN. Een vegetatiekartering van de Middel- en Oostduinen op Goe ree. Den Haag, 1985. Provinciale Planologische Dienst van Zuid-Holland. Met dank aan M. Annema (WMZ) voor het leveren van botanische gegevens over de Middelduinen en J. Vermuë voor het tekenen van de kaartjes. -^U\\ :2 n\ W*- -V - •A --- fy? f I iijyouk.W-|"«"" Pv,' K k..r-'crmii>i 95

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1987 | | pagina 25