Voor weer andere soorten heeft de nieuwe situatie vroegere barrières opgeheven. Vanzelfsprekend kunnen tevens populatietrends van invloed zijn op het verschijnen van watervogelsoorten op de Vent jagersplaat om er te ruien. Soortbespreking Alvorens de thans op de Ventjagersplaat ruiende watervogelsoorten door te nemen, eerst een alge mene kanttekening. De auteur kreeg in de jaren 1983-1987, de periode waarover deze beschouwing handelt, slechts tweemaal gelegenheid in het Vent jagersgaatje te varen en de eigenlijke plaat te be treden. Daarbuiten werden, met gebruik van teles coop, de tellingen uitgevoerd vanaf de verkeers- dam. De grote zich op de plaat en in het Ventja gersgaatje bevindende vogelfiguren, laten zich vanaf die plaats determineren en tellen. Maar voor zich op de plaat ophoudende, naar het eclipskleed ruiende zwemeenden, is de afstand te groot voor soortdeterminatie, zodat enig voorbehoud wordt gemaakt. De tellingen hadden geen regelmatig ka rakter en vonden in 1984 en 1985 slechts inciden teel plaats. Aalscholver. Deze ruil in de maanden juli- december. Omdat de Aalscholver het vliegvermo- gen behoudt, hoort hij eigenlijk in deze beschou wing niet thuis. Parallel aan het bestandsherstel dat de soort sedert begin zeventiger jaren door maakt, ontwikkelde de Ventjagersplaat zich als een belangrijke rust- en overnachtingsplaats, van waar de vogels over het Haringvliet en zuidelijker deltawerken uitvliegen. Gerust wordt op de strekdammen; in het Ventja gersgaatje valt van massale vispartijen te genieten. Overdag beloopt het aantal rustende vogels maxi maal enkele honderden exemplaren, 's Avonds, wanneer de overnachters zijn aangekomen, over schrijdt het aantal de 1000 stuks. Wilde Eend, Slobeend en Wintertaling. De Wilde Eend ruit tussen begin-juni en half-augustus; de rui van de Slobeend begint wat later. Beide soorten missen drie tot vier weken het vliegvermogen. Van af het tijdstip dat de rui is afgewikkeld vormt de Ventjagersplaat een belangrijke concentratie plaats: de in tabel 2 opgevoerde aantallen voor 1983, 1986 en 1987 hebben betrekking op medio- augustus, dus na de rui, uitgevoerde tellingen. De piek in de rui valt half-juli. Op de Ventjagersplaat verblijven tegenwoordig omstreeks die tijd meestal enkele tientallen, soms maximaal enkele honder den Wilde Eenden. Als ruigebied voor Winterta lingen heeft de Ventjagersplaat na 1978 zijn bete kenis verloren. Tabel I. Ruiende watervogels op de Ventjagersplaat in de periode 1966-1970 Soort Aantal Aalscholver 158 (1969) Wilde Eend 2500 Wintertaling 500 Slobeend enkele honderden Kuifeend enkele Tafeleend max. 20-25 Bergeend enkele tientallen Grauwe Gans 1100 (1969) Knobbelzwaan 40 (alleen 1969) kuifeend. Deze soort ruit tussen eind-juni en begin-september met de piek eind-juli. Ook voor de Kuifeend verwierf het complex een nog steeds groeiend belang als „post-moulting area", de in ta bel 2 vermelde aantallen voor 1985 in 1987 hebben hierop betrekking. De enkele honderden exempla ren die zich, sinds een aantal jaren, in de periode half-juni en half-augustus geconcentreerd in het Ventjagersgaatje ophouden, zijn ruiers. Tafeleend. De excessief hoge aantallen voor de ja ren 1983 tot en met 1985 betreffen geen ruiers. Hier ging het om de inmiddels enkele malen be schreven nazomer-vroegnajaarsconcentratie in het westelijk deel van het Ventjagersgaatje. Sinds 1986 slonk deze concentratie opmerkelijk in omvang. De ruiperiode valt als bij de Kuifeend en ook de Tafeleend mist 3 a 4 weken het vliegvermogen. Tussen de op het Ventjagersgaatje ruiende Kuif- eenden bevinden zich maximaal enkele tientallen Tafeleenden. Bergeend. Op de ruiende Grauwe Ganzen en Bergeenden spitste zich mijn aandacht het meeste toe. Zwarts haalt reeds de functie van de Ventja gersplaat als zomerconcentratiegebied aan en noemt maximaal enkele tientallen ruiende Berg eenden. Dat de plaat ondanks de grote veranderin gen en de verzoeting van het Haringvliet tot dus ver deze functie voor Bergeenden heeft behouden Tabel 2: Aantallen (maxima) getelde watervogels op de Ventjagersplaat in de periode juli t/m september Soort 1983 1984 1985 1986 1987 Aalscholver 1700 1200 600 >1000 150 Wilde Eend <10.000 n.g. n.g. 3000 3000 Kuifeend 300 200 3000 800 2000 Tafeleend 10.000 15.000 10.000 800 3000 Bergeend 1.500 n.g. 250 2500 1600 Grauwe Gans* 100 80 130 90 250 Knobbelzwaan 600 550 100 600 200 Juni-cijfers; n.g. niet geleld. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1988 | | pagina 10