gaan ze wel ergens anders zitten, lijkt niet meer
aanwezig te zijn. Onder andere door de afsluiting
van de andere getijde-gebieden in Zeeland, komen
tegenwoordig erg hoge vogeldichtheden in de Oos
terschelde voor. Dat blijkt bijvoorbeeld uit enkele
gegevens voor de Scholekster, de talrijkste soort in
de Oosterschelde. In januari komen hier ongeveer
negentig tot honderd duizend scholeksters voor,
terwijl er dan in de Waddenzee driemaal zoveel
voorkomen. De Waddenzee is echter wel acht maal
zo groot als de Oosterschelde. Meer steltlopers op
de Roggenplaat lijken er niet meer bij te kunnen.
Op de platen en slikken komt namelijk ook een
soort territorium-gedrag onder de vogels voor.
Hogere dichtheden veroorzaakt meer ruzies en dus
minder tijd om te fourageren. Vanaf de tweede
helft van de zomer kunnen de vogels eigenlijk
geen uur missen bij het fourageren omdat anders
geen voldoende vet-reserves voor de winter opge
bouwd kunnen worden. Bij het onderzoek is te
vens duidelijk geworden dat een aantal steltloper
soorten erg plaatsgetrouw zijn aan hun gedeelte
van de Oosterschelde en ze keren daar elk jaar
weer naar terug. Ze hebben daar ter plaatse ter
reinkennis opgebouwd en zullen niet gauw naar el
ders in de Oosterschelde vertrekken, waar boven
dien de kans groot is dat alle plaatsen al „bezet"
zijn. Verstoring door mensen op de platen en slik
ken zal dus in vele gevallen voor de desbetreffende
vogels neerkomen op hongerlijden. Uit vogeltel
lingen is inmiddels ook gebleken dat de aanname
dat gedurende de zomermaanden, het toeristensei
zoen dus, bijna geen vogels in de Oosterschelde
aanwezig zouden zijn, bijgesteld moet worden. In
juli blijken de aantallen al weer flink toe te nemen.
Onlangs is op een studiedag in Middelburg duide
lijk geworden dat, mits politici en bestuurders
meewerken, er weer een toekomst voor de zeehond
in de Oosterschelde en de Voordelta is. Om deze
dieren in Zeeland „over de drempel te helpen" zul
len er hier gedurende enkele jaren een aantal jonge
zeehonden worden uitgezet, afkomstig uit de zee
hondencrèche te Pieterburen. Het klinkt nu onge-
loofelijk, maar in de jaren vijftig lagen er soms
honderden zeehonden op de Roggenplaat. Zee
honden hebben vooral platen en rust nodig voor
het zogen van hun jongen. In de zoogtijd, die in
de zomermaanden valt, moeten ze enkele uren
achtereen ongestoord op een plaat kunnen liggen.
Bedreigingen
Het verlies van een paar duizend hectare interge-
tijde-gebied in het Krammer-Volkerak in 1987 be
tekent een nog sterkere concentratie van steltlo
pers, indien dat nog mogelijk is, op de platen en
slikken in de Oosterschelde. Toename van concen
tratie zal ook gelden voor plaatbetreding door pie-
renspitters en rekreanten en de schelpdiervisserij.
Bovendien zal in de komende decennia door afslag
nog meer intergetijde-gebied verdwijnen, omdat in
de nieuwe hydrologische situatie de geulen zich
zullen opvullen. Verwacht wordt dat in 2020 van
de huidige 10.900 ha intergetijde-gebied er 1400-
1600 ha in de geulen verwenen zal zijn.
Onderzoek heeft ondertussen aangetoond wat de
effekten van de rekreatieve aktiviteiten op de pla
ten en slikken zijn. Tengevolge van het pierenste-
ken heeft 15-20% van de platen en slikken een
sterk verarmde bodemfauna en een zelfde opper
vlakte heeft een matig verarmde bodemfauna.
(Sterk verarmd wil zeggen; nog slechts 35% van de
potentiële hoeveelheid bodemdieren is nog aanwe
zig.) Een wandelaar in het intertijde-gebied jaagt
de eerste vogels al op een afstand van 400 m op.
Al lopend houdt een wandelaar een gebied van on
geveer 20 ha vogelvrij. Hiervoor is reeds gezegd
dat in de Oosterschelde de mogelijkheden voor de
vogels om na verjaging ergens anders te gaan fou
rageren beperkt zijn. Bovendien kunnen een aan
tal vogelsoorten maar tijdens een gedeelte van de
laagwater-periode optimaal fourageren. Kokkels
bijvoorbeeld, het hoofdvoedsel voor een aantal
vogelsoorten, zijn alleen te verschalken (hun schel
pen staan dan open) tot een half uur nadat ze
droog zijn komen te liggen.
De verjagingsafstand voor zeehonden is veel gro
ter als voor vogels. In de zoogtijd worden ze al op
afstanden van 1000 tot 1500 m verstoord.
Een recent probleem is de sterk toegenomen druk
van de kokkelvisserij, waarover het afgelopen na
jaar alarmberichten in de kranten verschenen zijn.
Dankzij de super zachte winter is een grote sterfte
onder de vogels uitgebleven. De eerste onder
zoeksresultaten wijzen erop dat het laatste kokkel-
visseizoen gevolgen voor de vogels heeft gehad. In
het mondingsgebied lagen hun lichaamsgewichten
onder het gemiddelde, terwijl ze bij het eerste
vorstje in het najaar al abnormaal snel doortrok
ken naar Frankrijk. (Waar ze overigens een grote
sterfte-kans hebben tengevolge van de bijzonder
hoge jachtdruk daar.) Niet alleen de kokkelvisserij
met schepen is sterk toegenomen, maar ook de
handkokkelvisserij. Waren er in voorgaande win
ters zo'n vijftien handkokkelvissers in de Ooster
schelde aktief, deze winter waren er zo'n kleine
honderd in het intergetijde-gebied bezig, al of niet
vergezeld van een hond.
14