-X
Het overwinteren van de Bruine Ki
in het Noordelijke Deltagebied
dief
G. L. Ouweneel
De Flevopolders en het Deltagebied zijn in Europa de noordelijkst gelegen gebieden waar geregeld Brui
ne Kiekendieven overwinteren (Cramp 1980, Zijlstra 1987). Overwinteren in het Deltagebied gebeurt
hoofdzakelijk in het noordelijk deel en wel in de Biesbosch en langs het Haringvliet. In zijn recente pu
blicatie over overwinterende Bruine Kiekendieven in de Flevopolders, stipt Zijlstra o.a. aan dat het win-
tervoorkomen van de Bruine Kiekendief in Nederland in het recente verleden niet onbelangrijke verande
ringen te zien geeft. Mede gelet op de sleutelpositie die Goeree-Overflakkee o.a. inneemt voor
overwinterende Bruine Kiekendieven (Vogelwerkgroep GO. 1985), was Zijlstra's publicatie aanleiding om
literatuurinformatie en eigen gegevens te rangschikken.
Situatie tot 1964
Ons beperkend tot Zuidwest-Nederland valt uit li
teratuur op te maken dat de Bruine Kiekendief
's winters een gewone verschijning was. Beusekom
c.s. (1930) vermelden dat de soort op De Beer 's
winters altijd aanwezig was. Voor de Korendijkse
Slikken beschikken we dankzij het rapport van La
thouwers (1955) over informatie gedurende de ja
ren 1942-1955, waarbij de vogel als een geregelde
overwinteraar uit de bus komt en Lebret (in Verhey
1961) stelt dat de Bruine Kiekendief in de periode
1940-1960 's winters met vele exemplaren de Bies
bos bevolkte.
Schrijver bezocht vanaf 1951 regelmatig de spuit-
gebieden rond Pernis, de boezemgebieden bij Kin
derdijk in de Alblasserwaard en Oostvoorne/De
Beer; vanaf 1955 worden de Biesbos en de noord
oever van Hollands Diep en Haringvliet toege
voegd. Tijdens winterexcursies naar deze gebieden
waren Bruine Kiekendieven gewone verschijnin
gen, soms met verschillende exemplaren tegelijk,
waarbij de soort ook tijdens periodes met strenge
koude (januari 1954, februari 1956) stand hield, zij
het in geringer aantal. Hierbij echter aangetekend
dat tijdens de voorwinter (november-december)
qua frequentie en aantal vogels, de waarnemingen
dat van de nawinter (januari-februari) steeds over
trof. En voorts dat aan het einde van de be
schouwde periode (1951-1964) een duidelijke ver
mindering optreedt. Winter 1963-64 nam ik nog
Bruine Kiekendieven waar op Goeree-Overflakkee,
de Overwaard en in de Biesbosch, steeds één vogel.