Bonte Strandloper - vanaf 1986 jaarlijks een broedgeval op de Hompelvoet Kees de Kraker De Bonte Strandloper is een incidentele broedvo- gel in Nederland, die hier niet jaarlijks tot broe den komt. De laatste jaren worden echter weer meer broedgevallen bekend. Uit het verleden - vóór 1925 - is bekend dat de soort toen ook meer in het binnenland, op vochti ge blauwgraslanden in Friesland en moerassige heidevennen in Noord-Brabant, regelmatig ge broed heeft. De recente meldingen komen echter allemaal uit de kuststrook. De gebieden waarin ge broed werd hebben met elkaar gemeen dat het hier om schaars begroeide terreinen gaat die in een pio nierstadium verkeren (Lauwersmeer, Hooge Pla ten, Hompelvoet). In „Randstad en broedvogels" werd reeds de mogelijkheid geopperd van toekom stige broedgevallen in de Grevelingen omdat „hier enigszins vergelijkbare situaties ontstaan als op de buitendijkse gronden bij Workum, na aanleg van de Afsluitdijk, waar een aantal jaren achtereen Bonte Strandlopers gebroed hebben" De broedgevallen op de Hompelvoet, waarbij die van '86 en '88 in de categorie waarschijnlijk broedgeval thuishoren en '87 als enigste zekere broedgeval genoteerd mag worden, vonden steeds in dezelfde omgeving plaats. Mogelijk betreft het ook steeds hetzelfde paar. 1986 Tijdens een eerste bezoek aan de Tweede Stern- bank (oostelijk deel Hompelvoet) op 23 mei werd daar een baltsend paar Bonte Strandlopers waar genomen. Bij het tweede bezoek op 8 juni ver toonde een exemplaar „verdacht" gedrag op de zelfde plaats als het baltsend paar van 23 mei. Het „verdacht" gedrag bestond uit het op korte af stand voor ons uitlopen, moeilijk in de lucht te krijgen en wanneer wel dan toch weer terug ko men. Het terrein was geen gebruikelijk foerageer- gebied, normaal werden hier nooit Bonte Strand lopers waargenomen. De vegetatie bestond uit verspreide opslag van kruipwilg (heel kort vanwege het maaien afvoeren) met grote open plekken die hoofdzakelijk met mos begroeid waren. Bij het derde bezoek op 19 juni vloog er hier een exemplaar rond dat naar de oever verdween (ca. 40 meter van de vermoedelijke broedplaats), waar ook het andere exemplaar bleek te zitten. Het paartje vertoonde nu weer liclit baltsgedrag. Onze conclusie was een waarschijnlijk broedgeval op grond van de hier vermelde gegevens. Het broedsel zal mislukt zijn (bijvoorbeeld door pre- datie van meeuwen) en aangezien ze niet voor een tweede keer beginnen zijn de vogels daarna ver trokken. 1987 Onverwacht weer een broedgeval op de Tweede Sternbank. Dit jaar met meer succes als vorig jaar. Op 15 juni werd door de familie Beijersbergen een paar met kleine pulli gezien. Het paar moet zich daarvoor erg onopvallend gedragen hebben. Ze waren door ons bij inventarisaties en akties om zil- vermeeuwlegsels op te sporen onopgemerkt ge bleven. Op 6 juli waren er in elk geval twee jongen die pas vliegvlug waren. Beide oude vogels alarmeerden en waren tot zeer dichtbij te benaderen. Dat gege ven was in eerste instantie ook al door John Beij ersbergen opgemerkt met: „ze komen zowat op je schoen zitten". Het broedbiotoop bestond uit open toendra achtig gebied: een open met mos en lage kruiden begroeide bodem, verspreid wat lage Kruipwilg en enkele plekken Duinriet - dit alles op enkele tien tallen meters afstand van de oever. 1988 Gezien de ervaringen in de voorafgaande jaren werd nu bij een bezoek aan het gebied waar de Bonte Strandloper gebroed had speciaal op deze soort gelet. 32

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1988 | | pagina 32