Vogels tussen Zwin en Saeftinghe Hoera! Zeeland heeft er weer een avifauna bij. Een boekwerk van maar liefst 360 pagina's over het voor veel vogels meest diverse deel van de provincie: Zeeuws- Vlaanderen. Dit boek is in feite het tweede in een reeks regionale avifauna's die recentelijk zijn verschenen of waaraan nog gewerkt wordt. Een belangrijk verschil met de eerste in deze „reeks", „De vogels van SchouWen- Duiveland", is het feit dat van Zeeuws-Vlaanderen al eer der avifauna's verschenen waren, één van Oost en één van West. Het voorkomen van soorten voor 1968 wordt daarom in de nieuwe avifauna slechts summier beschre ven; dit is immers in de voorgaande werken al gedaan. Wel krijgt het landschap de aandacht die het verdient. Peter Maas behandelt in hoofdstuk twee de vele facetten van het Zeeuws-Vlaamse landschap en maakt daarbij ge bruik van een voor vogelaars logische indeling. Eric Marteijn doet datzelfde in hoofdstuk drie met het Westerschelde-estuarium. Hoofdstukken over de ge schiedenis van beide Z-Vlaamse natuurverenigingen, vo geltrek, de relatie vogels-klimaat, streeknamen en vogel bescherming complementeren het eerste deel van het boek. Alle hoofdstukken zijn goed geschreven, al was het stuk over vogeltrek misschien als tijdschriftartikel meer op zijn plaats geweest. De soortbeschrijvingen (maar liefst 340!) zijn alle vol gens een vast en helder patroon opgebouwd. De meeste informatie in dit hoofdstuk, dat zo'n 70 procent van het boek beslaat is zeer interessant en van een hoog niveau. Vele vragen worden beantwoord, andere juist opgeroe pen: er valt nog genoeg te studeren aan de Zeeuws- Vlaamse avifauna! Recensent had wat moeite met de wijze waarop zeldzame vogels en exoten behandeld worden, en dan met name met de onduidelijke statusbepaling van deze groep. Bij de voor Zeeuws-Vlaanderen belangrijke soorten als Woudaapje, Grauwe Gans, Patrijs, Steenuil, Oeverzwa luw, Blauwborst en Grauwe Gors worden echter steeds prima beschrijvingen gegeven, waarbij zoveel mogelijk wordt geprobeerd om de overeenkomst tussen ontwikke lingen in landschap en vogelstand aan te geven. Zo is de verklaring voor de toename van veel bos- en struweelvo gels gelegen in het feit dat beplantingen van na de ramp op leeftijd beginnen te komen en dat de groene zones in het stedelijk gebied groter zijn geworden. Daartegenover staat een achteruitgang van broedvogels als Tureluur en Steenuil ten gevolge van de rationalisering van het Pol derlandschap. Toch blijft juist dat kleinschalige Polder landschap, doorsneden met vele kreken, de grootste charme van Zeeuws-Vlaanderen, de meeste kritische soorten komen juist in dit nu afkalvende gebied voor. Bij de Steltlopers en Meeuwachtigen komt vooral het belang van de Westerschelde naar voren, zowel wat betreft trek en overwinteren (van b.v. Kanoetstrandloper en Kemp haan) als broeden (b.v. de kolonie Dwergsterns op de Ho ge Platen). Verder springen twee aan de rand van het ge bied gelegen gebieden er qua vogelrijkdom uit: Het Zwin Witgesterde Blauwborst - geen zeldzame broedvogel in Zeeuws-Vlaanderen. Foto: Henk Harmsen. 88

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1988 | | pagina 88