veer dezelfde aantallen geteld als in 1987. De ach teruitgang van deze soort lijkt dus gestopt te zijn. Een aantal gebieden op het eiland, waaronder de Boswachterij en de Meeuwenduinen, werden voor het eerst volledig d.m.v. de uitgebreide territorium- karteringsmethode onderzocht, hetgeen een te ver wachten verhoging van de aantallen van een aantal bos- en struweelvogels met zich meebracht. Bij de Nachtegaal is zeker ook sprake van een reële voor uitgang. In Zeepe, Boswachterij en Meeuwendui nen alleen al werden bij elkaar 151-177 territoria geteld. In totaal zullen er in de Westhoek zeker zo'n 200-250 territoria van de Nachtegaal geweest zijn. Wie in het voorjaar naar de Westhoek gaat hoeft geen radio of walkman mee te nemen! Of de ontdekking van twee nieuwe broedvogelsoorten voor de Schouwse lijst ook te maken heeft met het intensieve inventariseren is niet geheel duidelijk. Feit is dat deze twee soorten, de Sijs (2-4 terr. in de Boswachterij en 1 terr. in Schuddebeurs) en het Vuurgoudhaantje (2 terr. in de Boswachterij) al enige jaren op het lijstje van 'te verwachten nieuwe broedvogels' stonden. Uilen en roofvogels worden sinds kort ook inten sief geïnventariseerd, in dit geval door enige leden van de VWG. Van de Kerkuil werden dit jaar min stens drie broedgevallen vastgesteld. Daarnaast werd een fiks aantal nestkasten voor deze soort opgehangen zodat we, zolang strenge winters geen roet in het eten gooien, weer wat optimistisch te gen de toekomst van deze soort op het eiland aan mogen kijken. (Zie artikel over de Kerkuil elders in dit nummer). Een soort waarbij die optimistische kijk helaas niet past, is de Grauwe Klauwier. Een mannetje van deze soort was keurig op tijd aanwezig in het bekende territorium in het Zeepe. Een vrouwtje wefd echter noch door hem, noch door de hem volgende vogelaars gevonden. De Klauwier ging zelfs op zoek in het achtertuintje van een VWG'er, maar vond ook daar niets van zijn gading. Voor het eerst sinds jaren moesten we het dus zonder broedende klauwieren stellen. Hopelijk was 1987 niet het allerlaatste jaar... Zilte gebieden Naast de duinen vormen de Inlagen, Karrevelden en overige zilte gebieden het belangrijkste broed- vogelgebied op het eiland. De aantallen lagen hier over het algemeen wat lager dan in voorgaande ja ren. Het is jammer dat een van de belangrijkste soorten van dit gebied, de Strandplevier, fiks in aantal achteruit ging. In 1987 werden 56-62 paar van de soort geteld, in 1988 was dat 37-40 paar. Het wegvallen van geschikt broedbiotoop op de ei landen in de Oosterscheldemonding kan hiervoor niet de enige reden zijn. In ieder geval is het zaak om zuinig om te springen met de gebieden waar deze soort broedt. De Noordse Stern lijkt zich de laatste jaren op een aantal van rond de 25 paar te stabiliseren. Ook bij de andere koloniebroedende meeuwen en sterns zijn geen grote verschuivingen te zien. De Koudekerkse Inlaag werd dit jaar door een aantal vogelwachters bewaakt om eierroof en zeekraal snijden tijdens het broedseizoen tegen te gaan. De vogels in die inlaag kenden dan ook een rustig broedseizoen, waardoor o.a. de 60 paar Klu ten flink wat jongen konden grootbrengen. Een zeer waardevol gebied blijft ook de Slikken van Bommenede, met dit jaar o.m. 70 paar Kluut (hoogste aantal op het eiland) en 12 paar Strand plevier (idem). Leuk was het overzomeren van een Zwartkopmeeuw tussen de Zilvermeeuwen op het eiland Roggenplaat. Een serieuze broedpoging werd niet ondernomen. Zingende Blauwborsten werden waargenomen op de eilanden Roggenplaat en Neeltje Jans; een teken dat deze soort (tot voor 1988 een dwaalgast op Schouwen-Duiveland) nu ook ons eiland gaat koloniseren? Het vochtige duinstruweel lijkt nog steeds geschikt voor de Blauwborst! Bossen en kreken Twee soorten die landelijk gezien een goed jaar kenden, ging het ook op Schouwen voor de wind. Van de Zomertaling werden 4-5 territoria vastge steld, naar Schouwse begrippen is dat veel. De Oe verzwaluw kwam voor het eerst sinds 1972 weer tot broeden op het eiland, ditmaal met drie paar bij de Ouwerkerkse Kreken. De Torenvalk had lan delijk gezien ook een goed jaar, maar hiervan werd op het eiland nauwelijks iets gemerkt. On danks de wel ruimschoots aanwezige torens zou gebrek aan nestgelegenheid hier wel eens een rol bij kunnen spelen. Een soort die in Nederland de laatste jaren sterk achteruit gaat is de Groene Specht. Waarschijnlijk hangt deze achteruitgang samen met een afname van de Rode Bosmier, het stapelvoedsel voor deze soort. Opvallend is dat op Schouwen niets van de ze achteruitgang gemerkt wordt; de aantallen van de Groene Specht zijn al jaren stabiel. Ook tijdens de strenge winters van de laatste jaren viel al op, 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1989 | | pagina 12