Over Eksters en kraaien Kees de Kraker Een bekende fabel gaat over de vos en de kraai. De kraai zit met een stuk kaas in z'n bek in een boom. Reintje heeft ook wel zin in die kaas, daarom roemt de sluwe vos de zangkwaliteiten van onze kraai en vraagt deze om nog eens een stukje van zijn zangkunst ten gehore te brengen. De gevleide kraai trapt erin en opent zijn snavel om te gaan zingen (ofwel krassen). De kaas valt uit z'n bek zodat de vos kan gaan smikkelen. Hoewel hier alleen de vos als sluw wordt beschreven en de kraai als onnozel, worden beide dieren vaak als erg „slim" beschouwd. Met de vos heb ik weinig ervaring omdat die hier niet of nauwelijks voorkomt, kraaiachtigen daarentegen zijn tegenwoordig alom aanwezig waardoor we regel matig staaltjes van hun „slimheid" te zien krijgen. kokmeeuwkolonie meer en meer ontvolkt raakt, zodat de beschermende functie van de meeuwen tegen predatoren als kiekendieven en Hermelijnen minder wordt, blijven de spreeuwen op de voor verzamelplaats bij de schuur overnachten. Dit als inleiding om enkele gebeurtenissen bij deze slaap plaats te beschrijven. Donderdag 4 augustus Rond een uur of acht arriveren zoals gewoonlijk de eerste groepen spreeuwen. Wanneer die in het bosje bij de schuur willen gaan zitten, is daar ech ter ook een Torenvalk aanwezig. De spreeuwen durven het niet aan om daar vlakbij neer te strij ken. Ze vliegen er een paar keer dicht langs om de torenvalk te kennen te geven dat hij op die plaats ongewenst is, maar deze zit daar blijkbaar lekker. De spreeuwen strijken in het aangrenzende weide gebied neer en gaan daar foerageren. Groepen spreeuwen die later arriveren en in eerste instantie rechtstreeks naar de schuur vliegen, zien daar al leen een torenvalk en geen soortgenoten zodat ze evenals hun voorgangers het weiland op zoeken. Daar groeit het aantal foeragerende vogels on- derstussen aan tot enige duizenden. Af en toe stijgt van uit deze spreeuwen een groepje op dat naar de schuur vliegt om de situatie te verkennen. Hier is inmiddels een groep Eksters gearriveerd (ca. 10 ex.), die evenmin veel op hebben met de to renvalk. Ze proberen het hem dan ook zo zuur mo gelijk te maken. Vliegen er vlak voor langs, botsen er half tegen aan. De torenvalk zit dan toch niet lekker meer en na nog enkele andere zitplaatsen geprobeerd te hebben wordt hij naar de buitenkant van het bosje verjaagd, waar hij dichtbij de grond op een schuurpaal voor schapen gaat zitten (zie te kening). Op de Hompelvoet is er rond de veeschuur die midden op het eiland staat een beplanting van Els, Grauwe Abeel, Eik en wat wilgen. Hierin slapen eind juli z'n 10.000 Spreeuwen, die behalve uit an dere gebieden in de Grevelingen, van Goeree en Schouwen komen. Het aantal spreeuwen is dan al sterk teruggelopen want begin juli zijn het er zo'n 30 a 40.000, die eerst voorverzamelen bij de schuur maar kort voor donker naar de kokmeeuw kolonie vliegen om daar in de ruigte van Fluite- kruid, Grote Brandnetel en wilgeroosjes te over nachten. Wanneer in de loop van juli de

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1989 | | pagina 14