Eén ekster vindt dat die torenvalk nog maar wat
verder weg moet en strijkt naast de valk neer. Hier
begint hij de torenvalk een beetje te jennen door
vlak voor hem heen en weer te springen, soms een
schijnaanval te doen of rakelings over hem heen te
vliegen. De torenvalk trekt zich er niet veel van
aan; hij poetst z'n veren een beetje, maar blijft wel
op z'n hoede.
De ekster krijgt hulp van een tweede exemplaar.
Met z'n beiden springen ze voor de valk heen en
weer en proberen hem aan zijn „jasje" te trekken.
Eén van de eksters gaat op de grond zitten en ter
wijl de ander de torenvalk bezig houdt door er
voor heen en weer te wippen, springt de ekster van
de grond omhoog en trekt de torenvalk aan zijn
staart. De valk gaat even verzitten maar geeft zijn
plekje niet prijs. De eksters proberen het nog een
aantal keren op dezelfde manier of terwijl de één
de aandacht wippend afleidt, vliegt de ander met
een bons tegen de valk aan. Uiteindelijk wordt de
ze pesterij de torenvalk teveel en vliegt hij weg.
Het was bijzonder leuk en interessant om te zien
hoe „menselijk gehaaid en brutaal" die eksters te
werk gingen om hun doel te bereiken.
Nog meer als Eksters gaan Zwarte Kraaien bijna
altijd met z'n tweeën te werk en laten daarbij een
fantastische samenwerking zien. Zo had een Zil
vermeeuw, die we de „Killer" noemden, op de
Hompelvoet een Kokmeeuw gevangen en zat die
juist open te pikken toen twee geïnteresseerde
kraaien arriveerden. Eén van de kraaien begon
ook aan de kokmeeuw te trekken, waarop de zil
vermeeuw met half gespreide vleugels naar hem
dreigde. De kraai sprong een metertje achteruit,
waarna de zilvermeeuw nog een paar passen in
zijn richting deed om hem verder weg te krijgen.
De andere kraai begon achter de rug van de zilver
meeuw om met het lijk te slepen en ervan te eten.
De zilvermeeuw draaide zich om en joeg deze
kraai weer een eindje weg, zodat de andere kraai
opnieuw met het lijk aan de haal kon gaan. Dit
ging zo nog een poosje door, totdat een tweede zil
vermeeuw (wellicht de partner) arriveerde en ze sa
men de restanten naar binnen konden werken.
Voor de kraaien viel er toen niet veel meer te ha
len, maar dqnkzij hun samenwerking waren ze
toch in staat geweest de zilvermeeuw een deel van
zijn prooi afhandig te maken, wat de afzonderlijke
vogels nooit gelukt zou zijn.
Tekening Eric Gurney. Uit: „Onze Gevederde Vrienden",
1970. Elsevier, Amsterdam/Brussel.
13