Om gewassen te kunnen telen werden de vrij grote
percelen door kleine greppeltjes die tot maximaal
4 roeden (16 m) uit elkaar lagen in kleine akkertjes
verdeeld. De greppeltjes werden aan weerszijden
met elzehout (met name Zwarte Els) aangeplant.
Om de zes tot acht jaar werd het hout gekapt en
gebruikt als brandhout voor de ovens. Tegelijker
tijd werden de greppels opgeschoond, waarbij het
vrijkomende materiaal, bladafval dat veel stikstof
bevat, als meststof over de akkertjes werd uit
gespreid. Dergelijke percelen worden „elzemeten"
genoemd.
Na de bemesting kon men 1 jaar aardappelen te
len, daarna 1 a 2 jaar rogge, boekweit of koren.
Dan volgden er weer enkele jaren beweiding tot
het weer tijd was om het hout te kappen enz.
Rond 1700 was het gearceerde gebied op Figuur 3
op deze wijze in cultuur gebracht. Zolang het er
om ging in de eigen levensbehoeften te voorzien
was deze vorm van landbouw toereikend, maar
voor de teelt van handelsgewassen waren de op
brengsten veel te laag. De oorzaken hiervoor wa
ren de schrale zandgrond en het te lage grondwa
terpeil in de zomer. Vooral in de vorige eeuw
ontstond de behoefte in deze situatie verbetering
te brengen. Het probleem van het grondwaterpeil
trachtte men op te lossen door het uitmijnen, iets
wat grote gevolgen zou hebben voor het aanzien
van het gebied.
Het „uitmijnen"
In het begin werd het uitmijnen, het verlagen van
het maaiveld, alleen toegepast op kleine perceel
tjes bij de boerderij, waar men gewassen voor ei
gen dagelijks gebruik verbouwde. Men noemde dit
de „mienige" naar het werkwoord „miene", uit
mijnen. Omstreeks 1850 ging men het ook op de
akkers toepassen. Al spoedig bleek dat de op
brengsten sterk toenamen en ging men er toe over
grotere stukken aan te pakken.
In 1890 werd in één keer een stuk haaygemete van
ca 12 ha (de Broekestee) uitgemijnd. De resultaten
waren zodanig dat men vanaf die tijd in de winter
maanden grote blokken begon te ontginnen. Voor
al de cichoreiteelt leverde in die tijd veel op. De op
brengsten werden vaak weer gebruikt om andere
stukken te ontginnen. Ook in de 20e eeuw ging het
uitmijnen door. In de crisisjaren is er veel uitge
mijnd, soms zelfs als werkverschaffingsproject,
Fig. 3: Goeree in 1697.
24